Nederlandse en Oostenrijkse wetenschappers diametraal tegenover elkaar.

maandag, 05 september 2011 - Categorie: Onderzoeken

Oorspronkelijk geplaatst 7 juni 2011
Update met toevoeging (GSM Association) 5 sept. 2011

Zie vooral ook onze opmerking onderaan dit artikel.

Bron: Wien Medizinisches Wochenschrift 2011 May;161(9-10):233-239.

Assessment of exposure to mobile telecommunication electromagnetic fields.

Bornkessel C.
Test Centre, IMST GmbH, Kamp-Lintfort, Germany, bornkessel@imst.de.

Abstract
Typical general public exposures around mobile radio service base stations consume only tiny fractions of exposure levels. Maximal immissions at maximal transmit power of base stations amount to several percent of power density reference levels; typical immission levels are about one tenth of a percent or even less. The distance to base stations is no reliable exposure classifier. More important are the orientation relative to the main lobe of the station and sight conditions from measurement point to the base station.

Mobile phones cause higher exposures to the user than base stations. At maximal transmit power up to 80 percent of the basic restrictions are consumed. Therefore, actions to minimize exposure to mobile phones, e.g. by using a headset, have a larger potential than shielding against emissions from base stations.

Both base stations and mobile phones apply power control mechanisms, capable to significantly reducing the transmit power and the associated exposure depending on the communication traffic. Present research investigates, whether children are more exposed to mobile telecommunication systems than adults.

Het originele abstract:
www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21638214?dopt=Abstract .

En vervolgens de Nederlandse Wetenschappers:


Bron: BMC Public Health. 2011 Jun 1;11(1):421.

Non-specific physical symptoms in relation to actual distance and perceived proximity to mobile phone base stations and powerlines.

Baliatsas C, Van Kamp I, Kelfkens G, Schipper M, Bolte J, Yzermans J, Lebret E.
Abstract

ABSTRACT:

BACKGROUND: Evidence about a possible causal relationship between non-specific physical symptoms (NSPS) and exposure to electromagnetic fields (EMF) emitted by sources such as mobile phone base stations (BS) and powerlines is insufficient. So far little epidemiological research has been published on the contribution of psychological components to the occurrence of EMF-related NSPS. The prior objective of the current study is to explore the relative importance of actual and perceived proximity to base stations and psychological components as determinants of NSPS, adjusting for demographic, residency and area characteristics.

METHODS: Analysis was performed on data obtained in a cross-sectional study on environment and health in 2006 in the Netherlands. In the current study, 3611 adult respondents (response rate: 37%) in twenty-two Dutch residential areas completed a questionnaire. Self-reported instruments included a symptom checklist and assessment of environmental and psychological characteristics. The computation of the distance between household addresses and location of base stations and powerlines was based on geo-coding. Multilevel regression models were used to test the hypotheses regarding the determinants related to the occurrence of NSPS.

RESULTS: After adjustment for demographic and residential characteristics, analyses yielded a number of statistically significant associations: Increased report of NSPS was predominantly predicted by higher levels of self-reported environmental sensitivity; perceived proximity to base stations and powerlines, lower perceived control and increased avoidance (coping) behavior were also associated with NSPS. A trend towards a moderator effect of perceived environmental sensitivity on the relation between perceived proximity to BS and NSPS was verified (p = 0.055). There was no significant association between symptom occurrence and actual distance to BS or powerlines.

CONCLUSIONS: Perceived proximity to BS, psychological components and socio-demographic characteristics are associated with the report of symptomatology. Actual distance to the EMF source did not show up as determinant of NSPS.

PMID:21631930

Voor het originele abstract zie:
www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21631930?dopt=Abstract .


Opm. Stopumts:
Het moge duidelijk zijn dat de wetenschappers werkzaam bij het RIVM (zoals de psychologe/epidemiologe van Kamp) tot verkeerde (psychologische) conclusies komen indien men slechts de afstand tot de zendmast als beslissende parameter in de studie betrekt, m.a.w. als men uitspraken doet over een materie waar men geen verstand van heeft en dat dan als wetenschappelijk werk presenteert. Verontrustend dat Dr. Irene van Kamp zich klaarblijkelijk niet verdiept in het onderwerp EHS en daar ook niet met buitenlandse experts over gesproken heeft (Prof. Belpomme, Dr. Magda Havas, Dr. Lebrecht von Klitzing, Dr. Ole Johansson etc).

Wij citeren onderstaand uit het standaardwerk ''Elektrostress en Gezondheid'' (3e druk 2011, pag. 92) van Haas en Wever de volgende verduidelijkende passage:


Waarom hebben niet alle omwonenden van een zendmast voor mobiele telefonie last van gezondheidsproblemen? Dat heeft verschillende oorzaken. Allereerst is het niet uit te sluiten dat er verschillende, misschien genetisch bepaalde, verschillen zijn in de tolerantie voor straling. Sommige mensen verdragen milieu-invloeden nu eenmaal beter dan anderen, afhankelijk van de robuustheid van hun immuunsysteem. Zo zullen jongeren langer weerstand kunnen bieden dan ouderen. Eveneens van groot belang is de veldsterkte ter plaatse, die rondom een zendmast door reflecties en schaduwwerking enorm kan verschillen. Ook de hoogte van de antenne en de tilt van de zender (de hoek die de zender maakt met het horizontale vlak) is van groot belang. Als de tilt 0 is straalt de zender hoofdzakelijk in het horizontale vlak en worden omwonenden niet direct getroffen door de hoofdbundel (mogelijk wel door minder krachtige zijlobben). Maar meestal staan de zenders iets naar beneden gericht. Daar waar de hoofdbundel de grond raakt (bij een mast van 40 meter en 6 graden tilt op 380 meter afstand) is de veldsterkte het grootst. Omdat de hoofdbundels (meestal 3 in stervormige richting met daartussen hoeken van 120 graden) zeer begrensd zijn, kunt u last hebben terwijl de beide buren (nog) niets merken. Daar waar een hoofdbundel de grond raakt wordt gemakkelijk een veldsterkte van 1 V/m (2500 �W/m2) bereikt terwijl bij de buren slechts een fractie van die waarde gemeten wordt, veelal 10 �W/m2. Het lijkt erop dat de antenneopstellers zich bewust zijn van de problemen die zij veroorzaken, men wil de masten steeds hoger bouwen en meer en meer worden de zenders horizontaal gericht, in de bebouwde kom zelfs iets naar boven.

Dat de schrijvers volkomen gelijk hebben met bovenstaande uitleg wordt door de telecomindustrie zelf bevestigd; afstand tot de zendmast is geen criterium voor de blootstelling, zie sheet 6 in de voordracht van Dr. Jack Rowley, Director Research and Sustainability bij de GSM Association, gehouden op 6 november 2009 in Uganda: www.ucc.co.ug/emf/emfprez/GSMA_Rowley_200911_EMF_Uganda.pdf .

(Aanvulling redactie 15/1/12: Helaas is bovenstaande link inmiddels van het internet verwijderd).



Lees verder in de categorie Onderzoeken | Terug naar homepage | Lees de introductie