Reported mobile phone sensitivity and inability to discriminate active from sham signals.

zondag, 26 oktober 2008 - Categorie: Onderzoeken

Een geslaagde poging van Rubin et al. om slachtoffers van mobile telefoons te psychiatriseren. Rubin maakte furore bij de telecomindustie- lobby door zijn vorig onderzoek waarbij hij aantoonde dat mensen die zeiden gevoelig te zijn voor EM velden in een dubbelblinde test niet aan konden geven of een signaal aan of uit stond.
Inderdaad hebben mensen daar geen organen voor. Bovendien duurt het enige tijd voordat stressreacties (stressenzymen) zich in het menselijk lichaam manifesteren. Daardoor kunnen provocatie studies waarbij het signaal met tussenpozen uit resp. aan staat het tegendeel opleveren van wat electrosensitiven willen aantonen, dat zij ziek worden van straling van mobiele telefonie. Immers de perioden waarin de effecten merkbaar worden kunnen zich door de tijdsvertraging juist voordoen in de tijdspanne dat een signaal uitstaat. Provocatieve studies zijn derhalve volledig ongeschikt om helderheid te geven in deze materie!
Waar blijven de epidemiologische onderzoeken bij de bevolking, met name rond zendmasten?


Bron: Journal of psychosomatic research Nov;65(5):453-60.

Can evidence change belief? Reported mobile phone sensitivity following individual feedback of an inability to discriminate active from sham signals.

Nieto-Hernandez R, Rubin GJ, Cleare AJ, Weinman JA, Wessely S.

King's College London, Institute of Psychiatry, Department of Psychological Medicine.

OBJECTIVE: In this study, we tested whether providing individuals, who described being sensitive to mobile phone signals, with accurate feedback about their ability to discriminate an active mobile phone signal from a sham signal had any impact on their subsequent symptom levels or their perceived sensitivity to mobile phones. METHODS: Sixty-nine participants who reported sensitivity to mobile phones took part in a double-blind, placebo-controlled provocation study. Perceived sensitivity to mobile phones was assessed using a version of the Sensitive Soma Assessment Scale (SSAS) and the severity of any symptoms attributed to mobile phones was recorded. Both the overall (''negative'') findings of the provocation study and the participant's own individual results (''correct'' or ''incorrect'' at detecting a mobile phone signal) were then described to them. Six months later, perceived sensitivity and symptom severity were measured again. RESULTS: Fifty-eight participants (84%) received feedback and participated in the 6-month follow-up. No significant differences in SSAS scores or in symptom severity scores were found between individuals told that they were correct (n=31) or incorrect (n=27) in their ability to detect mobile phone signals in the provocation study. CONCLUSION: The provision of accurate feedback was insufficient to change attributions or reduce symptoms in this study. However, an overtly negative reaction to feedback was not observed among most participants, and some participants were willing to consider that factors other than electromagnetic field may be relevant in causing or exacerbating their symptoms. Discussing possible psychological factors with electromagnetic hypersensitivity patients may be beneficial for some.

Voor het originele abstract zie:
www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18940376?dopt=Abstract .

Voor een zeer uitvoerige duitstalige wetenschappelijke kritiek op de uitvoering van provocatiestudies bij mensen die overgevoekig zijn voor EM velden zie:
www.izgmf.de/Aktionen/Meldungen/Archiv_07/kuhn_IV/kuhn_iv.html .



Lees verder in de categorie Onderzoeken | Terug naar homepage | Lees de introductie