Aan welke eisen moet een gedegen wetenschappelijk onderzoek naar stralingseffecten voldoen ?

vrijdag, 25 februari 2005 - Categorie: Onderzoeken

Er wordt recent een aantal onderzoeken gedaan naar de mogelijke gezondheidseffecten van hoogfrequente elektromagnetische straling. Veel van deze onderzoeken zijn helaas qua opzet niet goed genoeg. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van punten waar rekening mee gehouden moet worden bij een soortgelijk onderzoek:

1. Verschil gepulst en ongepulst
Een van de meest gemaakte fouten is dat men straling van ongepulste stralingsbronnen zoals analoge radio- en televisie zendmasten vergelijkt met gepulste stralingsbronnen zoals GSM, UMTS, DECT en WiFi. Uit veel onderzoeken blijkt dat gepulste stralingsbronnen vele malen meer invloed hebben op biologische systemen.
Een voorbeeld van een studie die dit aantoont: Onderzoeken/201 .
Uitspraken dat mensen al jarenlang blootgesteld worden aan straling van radio- en televisiezendmasten en dat deze mensen (schijnbaar) niet ziek worden, zegt dus niets over de veiligheid van genoemde gepulste stralingsbronnen.

2. Uitwerkingen op de langere termijn
Zelfs al in 1950 was bekend dat hoogfrequente elektromagnetische straling geen directe uitwerking heeft op het lichaam, maar een vertraagde uitwerking. Ratten blootgesteld aan elektromagnetische straling kregen pas 40 dagen na de blootstelling staar. Als je in een onderzoek slechts kijkt naar het moment direct na, of tijdens de blootstelling, dan ga je geen of weinig effecten vinden.

3. Daadwerkelijke stralingsvrij referentiekader
Een ander probleempunt is dat bij provocatieonderzoek geen rekening gehouden wordt met een stralingsvrij referentiekader. Iedereen in Nederland wordt reeds blootgesteld aan hoogfrequente straling. En deze straling heeft ook nog eens een langdurige uitwerking. Een goed onderzoek zou proefpersonen en proefdieren eerst enkele weken in een volledig stralingsvrije omgeving moeten laten verblijven voordat enig degelijk provocatieonderzoek gedaan kan worden.

4. Verschil thermisch en niet-thermische effecten
Dat niet-ioniserende straling bij de in de praktijk gebruikte intensiteiten geen thermische effecten geeft, is nu wel bekend. Het onderzoek moet kijken naar de niet-thermische effecten, oftewel de invloeden op het welzijn (subjectief) en de invloeden op de biologische systemen in het lichaam (objectief te meten).

5. Focus op ontregeling biologische processen in het lichaam
Kijk naar de ontregeling van de hersenfrequenties, naar de regelmechanismen in de cellen, waaronder de calcium-kanalen, naar het DNA, naar mineraalbalansen, etc.

6. Focus op welzijnsinvloeden van mensen en dieren
Kijk of er subjectieve beinvloeding plaatsvindt van het welzijn van de proefpersonen of de proefdieren.

Lopende onderzoeken
Duidelijk is in ieder geval dat zowel het TNO Cofam (2003) onderzoek als het replicatie onderzoek in Zwitserland (2005) niet voldoen aan een of meerdere van deze punten.
Zo wordt o.a. geen rekening gehouden met punten 2 en 3. Een half uur blootstelling en dan direct meten wat het effect is, heeft weinig zin als de effecten pas op de langere termijn zichtbaar worden. Daarnaast is er geen sprake van een stralingsvrij referentiekader en is dus onbekend welke invloeden de aan het onderzoek voorgaande stralingsblootstellingen hebben op de onderzoeksresultaten.

(artikel wordt nog bijgewerkt)



Lees verder in de categorie Onderzoeken | Terug naar homepage | Lees de introductie