Effects of personalised exposure on self-rated electromagnetic hypersensitivity and sensibility

woensdag, 01 februari 2017 - Categorie: Onderzoeken

Bron: dx.doi.org/10.1016/j.envint.2016.11.031 .
Received 29 August 2016, Revised 30 November 2016, Accepted 30 November 2016, Available online 9 December 2016

Effects of personalised exposure on self-rated electromagnetic hypersensitivity and sensibility – A double-blind randomised controlled trial

Imke van Moorselaar a, Pauline Slottje b, c, Pia Heller d, Rob van Strien a, Hans Kromhout c, Manuel Murbach e, Niels Kuste re, f, Roel Vermeulen c, g, Anke Huss c, h, ,
a Department of Environmental Health, Public Health Service of Amsterdam (GGD), Amsterdam, The Netherlands
b Department of General Practice and Elderly Care, EMGO + Institute for Health and Care Research, VU University Medical Center, Amsterdam, The Netherlands
c Institute for Risk Assessment Sciences, Utrecht University, Utrecht, The Netherlands
d Offically recognised psychotherapist, Zurich, Switzerland
e IT'IS Foundation, Zurich, Switzerland
f Swiss Federal Institute of Technology (ETH), Zurich, Switzerland
g Julius Centre for Public Health Sciences and Primary Care, University Medical Centre, Utrecht, The Netherlands
h Institute for Social and Preventive Medicine, Bern, Switzerland

Abstract

Background


Previous provocation experiments with persons reporting electromagnetic hypersensitivity (EHS) have been criticised because EHS persons were obliged to travel to study locations (seen as stressful), and that they were unable to select the type of signal they reported reacting to. In our study we used mobile exposure units that allow double-blind exposure conditions with personalised exposure settings (signal type, strength, duration) at home. Our aim was to evaluate whether subjects were able to identify exposure conditions, and to assess if providing feedback on personal test results altered the level of self-reported EHS.

Methods
We used double-blind randomised controlled exposure testing with questionnaires at baseline, immediately before and after testing, and at two and four months post testing. Participants were eligible if they reported sensing either radiofrequency or extremely low frequency fields within minutes of exposure. Participants were visited at home or another location where they felt comfortable to undergo testing. Before double-blind testing, we verified together with participants in an unblinded exposure session that the exposure settings were selected were ones that the participant responded to. Double-blind testing consisted of a series of 10 exposure and sham exposures in random sequence, feedback on test results was provided directly after testing.

Results

42 persons participated, mean age was 55 years (range 29–78), 76% were women. During double-blind testing, no participant was able to correctly identify when they were being exposed better than chance. There were no statistically significant differences in the self-reported level of EHS at follow-up compared to baseline, but during follow-up participants reported reduced certainty in reacting within minutes to exposure and reported significantly fewer symptoms compared to baseline.

Conclusion
Our results suggest that a subgroup of persons exist who profit from participation in a personalised testing procedure.

Keywords
Electromagnetic hypersensitivity; Randomised controlled trial; Personalised testing; Exposure testing


Vanwege copyright kunnen we hier geen link geven naar de pdf van het volledige artikel, wat we wel in ons bezit hebben. Inmiddels is een eerste kritisch commentaar verschenen van Hugo Schooneveld. Voor dat commentaar, met als titel: ''Elektrogevoelige personen zouden elektromagnetische velden niet kunnen voelen’ – Misleidend Nederlands onderzoek'', zie blogs 2017 in:
www.hugoschooneveld.nl/inhoud/blogs.php
Met dat commentaar zijn we het grotendeels eens, maar het lijkt ons nuttig ons commentaar hieronder toe te voegen om een meer compleet beeld te geven.


Daaraan voorafgaand gaan we eerst een paar jaar terug toen een oproep was geplaatst om vrijwilligers te krijgen die aan dit onderzoek zouden willen meedoen. Direct na de oproep kregen we mailtjes van lezers van StopUMTS die ons vroegen naar onze mening en of wij vonden dat ze er wel of niet aan zouden deelnemen. Ik heb ze dat ontraden en op StopUMTS wel over de oproep gerapporteerd maar er een waarschuwing bij gezet. Dit vanwege het feit dat ik de opzet van het onderzoek niet zinnig vond. Ten eerste omdat de onderzoekers er van uitgingen, en dat blijkens het artikel nog steeds doen, dat elektrogevoeligheid van personen afhangt van het feit van of ze elektromagnetische velden (EMV) kunnen voelen, en of ze dat zelfs enkele minuten na het aanzetten van zo'n veld zouden kunnen voelen. Een selectiecriterium voor deelname aan dit onderzoek was namelijk dat de potentiële deelnemers aan moesten geven dat ze EMV binnen enkele minuten voelden. En om het erger te maken, de effecten van die velden (wat die effecten dan ook zouden moeten zijn) zouden na het uitzetten van het veld na enkele minuten weer verdwenen moeten zijn. Nu hebben we inmiddels een jarenlange ervaring met elektrogevoelige personen i.h.a. en met de EHS-ers i.h.b., jaren lang dagelijks via zo'n 15 mailtjes en wekelijks een paar van personen die ons niet eerder gemaild hadden en onze site inmiddels ontdekt hebben. We kennen echter geen enkele elektrogevoelige die bovengenoemd knipperlichteffect vertoont. De meerderheid van de EHS-ers krijgt pas uren of veelal dagen na EMV belasting klachten en die klachten kunnen dagen aanhouden. Ook zijn er EHS-ers die permanent klachten hebben, bijv. door de straling van een zendmast tegenover hun huis, en/of straling van de buren. Een klein percentage van de EHS-ers krijgt inderdaad sneller klachten, ook binnen 15 minuten. Van de ervaringen van velen, ook van nabij, weet ik dat ze dan achteraf pas ontdekten dat er op de betreffende locatie een stralingsbron geplaatst was, zodat nocebo effecten in die gevallen uit te sluiten zijn. Van geen enkel persoon is mij bekend dat die klachten, zoals oorpijn of drukkend gevoel in oren of hoofd, of algemeen onwel zijn, binnen enkele minuten na het verlaten van de locatie met straling, of uitzetten van de bron, weer verdwenen. De enige mij bekende uitzondering daarop is van elektrogevoeligen die zeer kortstondig belast worden, zoals bij het in een auto langs een zendmast rijden en dan even iets voelen, maar dan wel na een langere autorit en veel masten (bijv. die langs de A2) klachten hebben die niet snel overgaan.
Bovenstaande was voor mij de reden om het nut van dit onderzoek jaren geleden te betwijfelen.

Nu ons commentaar op verschillende punten uit dit artikel van Van Moorselaar et al..

De inleiding begint met: “People who attribute their health problems to electromagnetic field (EMF) exposure are frequently referred to as ‘electromagnetic hypersensitive’ (EHS). There is no widely accepted consensus on what EHS is, how it can be assessed or how affected persons can be helped.”
In een inleiding zou je dan vervolgens mogen verwachten referenties te vinden naar de meest belangrijke artikelen over dit punt, nl. wat is EHS en hoe kun je iemand als EHS diagnostiseren. De, voor zover ons bekend, drie meest toonaangevende artikelen over dit onderwerp zijn:
1. De richtlijn van de officiële Oostenrijkse artsenorganisatie ÖAK voor de diagnose en behandeling van aan elektromagnetische velden (EMV) gerelateerde gezondheidsproblemen en ziekten uit 2012:
electromagnetichealth.org/wp-content/uploads/2012/04/EMF-Guideline.pdf
2. Het artikel van prof. Belpomme et al. uit 2015:
“Reliable disease biomarkers characterizing and identifying electrohypersensitivity and multiple chemical sensitivity as two etiopathogenic aspects of a unique pathological disorder”:
www.degruyter.com/view/j/reveh.2015.30.issue-4/reveh-2015-0027/reveh-2015-0027.xml?format=INT
3. Het artikel van prof. Belyaev en vele medeauteurs uit 2016:
“EUROPAEM EMF Guideline 2016 for the prevention, diagnosis and treatment of EMF-related health problems and illnesses”:
www.stopumts.nl/pdf/EUROPAEM_reveh-2016-0011.pdf
Uit deze artikelen blijkt dat een goede diagnose van EHS gedetailleerd onderzoek vergt, waarbij het feit of de EHS personen kortdurende EMV belastingen al dan niet voelen (en onder welke omstandigheden) niet of nauwelijks een rol speelt. Belangrijk daarbij en voorafgaand daaraan is dat andere mogelijke oorzaken van de klachten of ziektes door veelal uitgebreide medische onderzoeken uitgesloten dienen te worden. Voorts is het essentieel dat de klachten verminderen of verdwijnen indien de betreffende personen in een veldvrije of veldarme omgeving verblijven en weer terugkomen bij hogere belasting, niet eenmaal maar herhaaldelijk. Dit laatste geldt niet voor onomkeerbare schade mogelijk door EMV veroorzaakt (zoals kanker, misgeboorten en Alzheimer).

In de inleiding van het artikel van Van Moorselaar et al. wordt niet gerefereerd naar bovengenoemde drie artikelen, wel en vrijwel uitsluitend naar werk waarin de gevoeligheid van personen voor EMV onderzocht is bij kortdurende belasting. Een voorbeeld is de enquête onder elektrogevoelige personen van Röösli et al., waaruit zou blijken dat 56% van de EHS personen beweerden: “to develop systems within minutes of being exposed”. Dit resultaat komt niet overeen met de ervaringen van de vele EHS personen die wij kennen. Bij de meesten treden klachten pas op na uren of één of twee dagen. Daarbij is natuurlijk wel de mate van belasting, de veldsterkte, cq. stralingsintensiteit, van wezenlijk belang. Over die belasting wordt in het artikel van Röösli geen informatie gegeven. Van wetenschappelijke publicaties is het voorts gebruikelijk dat de inleiding gebruikt wordt het eigen onderzoek in een breder kader te passen. Daarvan is in het artikel van Van Moorselaar et al. geen sprake. Er wordt niet ingegaan op biologische effecten en op welke klachten door EMV veroorzaakt zouden worden evenmin als op de biologische processen die deze effecten en klachten zouden kunnen veroorzaken.

Ik ga nu in op punten in het artikel.

1. Er hebben 42 personen aan het onderzoek deelgenomen. Voor een goed statistisch onderzoek is dat aan de magere kant.

2. Het selectiecriterium was: “self reported electromagnetic sensibility, i.e. the ability to sense one of the available EMF signals within minutes of exposure, or developing acute and transient health complaints that occured and disappeared within about 15 minutes upon exposure”.
Dit selectiecriterium is o.i. slecht gekozen. Bij een goede selectie dient op zijn minst ingegaan te worden op de voorgeschiedenis van de proefpersonen, hadden ze klachten die ze toeschreven aan EMV, welke klachten, hoelang hadden ze die klachten al en wanneer treden die op, waarom schrijven ze die toe aan EMV, zijn andere oorzaken door medische onderzoeken uitgesloten, dit alles zoals duidelijk beschreven in de eerste drie hierboven geciteerde publicaties. Geen enkele informatie op deze punten wordt in het artikel van Van Moorselaar et al. als selectiecriterium genoemd.
Van de 42 personen die na de voorselectie zijn overgebleven was volgens het artikel de motivatie van 6 omdat ze voor zichzelf wilden bevestigen dat ze gevoelig waren voor EMF, van 7 omdat ze anderen wilden laten zien dat ze gevoelig waren en van 5 omdat ze wilden weten of ze gevoelig waren. Dit klinkt zwak. Die 6 en 5 hadden bij voorbaat uitgesloten dienen te worden, dat zijn geen EHS-ers, en die 7 had ik er ook uitgegooid, maar dan waren er maar 24 overgebleven, waarvan de selectie ook twijfelachtig is gezien de onvoldoende selectieprocedure.
De vraag is of ook maar één enkele echte EHS persoon aan het onderzoek heeft deelgenomen. Dit mede omdat bij de selectie van de deelnemers diegenen die niet binnen 15 min. herstelden van de stralingsbelasting werden uitgesloten.
We kennen heel veel EHS-ers, maar geen enkele heeft ons ooit een dergelijk knipperlicht reactie gerapporteerd.
Mede gezien onze waarschuwingen op StopUMTS en per mail heeft voor zover ons bekend geen van hen aan het onderzoek deelgenomen. Een aantal had ons tevoren gemaild dat ze onafhankelijk van onze waarschuwing, niet aan straling blootgesteld wilden worden. Onze waarschuwing was via telefonische contacten ook bekend bij EHS-ers die niet in staat zijn achter een PC te zitten. Tussen velen is onderling en met ons regelmatig contact.

3. Tijdens het onderzoek (de blootstelling aan EMV) en twee en vier maanden daarna is gebruik gemaakt van enquêteformulieren. De drie basisvragen staan in het artikel genoemd:
“How sensitive are you to EMF in daily life?”,
“How certain are you that you are sensible/sensitive to EMF”,
“How certain are you that you react within minutes to specific EMF in daily life?”
Drie subjectieve vragen waarvan de laatste irrelevant is. In het artikel is geen indicatie te vinden of ook maar enigermate inhoudelijk is ingegaan op waarom de proefpersonen dachten “sensible/sensitive” te zijn en wat voor klachten ze dan wel hadden. Het is ons niet duidelijk wat de toegevoegde waarde is van de na twee en vier maanden nagestuurde enquêteformulieren.

4. Voorafgaand aan de “double-blind” blootstelling van de proefpersonen aan EMV werden ze thuis blootgesteld aan deze velden om te bepalen op welk type signaal, met welke sterkte en welke duur van de blootstelling ze reageerden. Hier zou interessante informatie uitgekomen kunnen zijn, nl. of dit reproduceerbare resultaten gaf wat betreft type, sterkte en duur. Hierover is in het artikel geen informatie te vinden, een gemiste kans. Vervolgens werd per proefpersoon bepaald aan welke veldsterktes en hoe lang (max. 15 min.) ze in de “double-blind” experimenten blootgesteld zouden worden. Dit betekent dat er zoveel onbekend is over de blootstelling dat deze experimenten nooit herhaald en dus met enige betrouwbaarheid gereproduceerd kunnen worden, hetgeen i.h.a. toch wel een eis is bij wetenschappelijk onderzoek.

5. In het artikel staat: “However, although we did not check background exposures at the homes of participants, the expectation would be that adding exposure generated with our units would still generate contrast in exposure between true and sham conditions“. Tevens staat er dat in eerder onderzoek is gevonden dat de gemiddelde continue blootstelling aan RF velden bij mensen thuis 0,2 V/m = 100 µW/m2 is en dat in de “double-blind” experimenten met zeer kort durende blootstelling de gebruikte RF velden gemiddeld een sterkte hadden van 0,44 V/m = 520 µW/m2. Omdat echter de blootstelling aan RF velden bij mensen thuis erg kan verschillen, afhankelijk van de nabijheid van zendmasten en het al dan niet aanwezig zijn en de plaatsing van WiFi router en DECT telefoons is het onbegrijpelijk dat de achtergrond veldsterktes niet bij de mensen thuis gemeten zijn. Evenmin wordt in het artikel informatie gegeven of de proefpersonen thuis al dan niet draadloze apparatuur gebruikten. Indien ja, dan waren het zeker geen EHS-ers en dat zou dit mede een selectiecriterium geweest moeten zijn. We kunnen hier spreken van ernstige omissies.

Dit laatste punt, in toevoeging aan de vorige, doet wat ons betreft de deur dicht. Er zijn EHS personen die er erg aan toe zijn, in de buurt van zendmasten wonen en verder door de WiFi en DECTs van de buren continu bestraald worden met totale niveaus boven de 500 à 2000 µW/m2 en dan hebben de auteurs van het artikel over minder dan 15 minuten bestraling met ongeveer 500 µW/m2. Zelf heb ik vijf jaar lang een DECT op 4 meter van mijn bed gehad in de kamer naast mijn slaapkamer. Het gemiddeld stralingsniveau was 460 µW/m2. Ik ben er doodziek van geworden, wist niet waarvan, heb na vele medische onderzoeken en vier ziekenhuizen eindelijk de oorzaak gevonden en heb ’t overleefd. De Duitse gynaecologe dr. Vogt-Heeren heeft haar soortgelijke ervaring met een gemiddeld stralingsniveau van 390 µW/m2 ook uitvoerig gedocumenteerd:
www.stopumts.nl/doc.php/Verhalen/652/gynaecologe_herstelt_na_verwijderin
en dit is ook maar één van de talloze ervaringsverhalen, waarvan er steeds meer bijkomen.

Tot slot, het is o.i. niet zo interessant of je een 15 min. of korter durende bestraling met 500 µW/m2, een factor 20.000 onder de ICNIRP norm, voelt. Het is wel interessant of je bij een permanente bestraling van 500 à 2000 µW/m2 - factoren 20.000 à 5.000 onder de ICNIRP norm, volgens de Nederlandse overheid volkomen veilig, en voor velen (namelijk diegenen die vlak bij zendmasten wonen) de dagelijkse realiteit - klachten krijgt en ziek wordt en dat kan dan na jarenlange blootstelling aan deze straling zijn. Men wordt i.h.a. niet elektrogevoelig, c.q.. EHS, geboren, maar wordt dat pas na langdurige belasting en dan is het moeilijk het verband te leggen met de stralingsbronnen, c.q. EMV, als mogelijke oorzaak.

En daar wou ik het bij laten.

Leendert Vriens

Naschrift.
Toch nog enkele opmerkingen. In voorgaande heb ik mijn belangrijkste punten van kritiek genoemd. Die betroffen de keuze van het onderwerp, de selectie van de proefpersonen en de door de keuze bepaalde experimenten en rapportage. Daartegenover staat het feit dat er wel veel tijd in het onderzoek is gaan zitten en dat de nodige meetapparatuur is gemaakt. Verder is het zo dat er uit de resultaten van het onderzoek geen onjuiste of tendentieuze conclusies getrokken zijn en dat is in dit gebied wel eens anders. De rapportage komt mij als volstrekt eerlijk over. Verder zijn er gemiste kansen. Als je toch bij mensen thuis komt om te gaan meten, dan zou ik geïnteresseerd zijn of ze draadloze apparatuur in huis hebben, of er een zendmast vlakbij staat, wat de stralingsniveaus in huis zijn, wat voor maatregelen ze genomen hebben om die te reduceren en dat alles zou meegewogen zijn en bij de selectie en bij het verdere onderzoek. Die informatie is ook op zichzelf interessant. Verder ben ik niet erg geïnteresseerd in de eventueel knipperlicht reactie van wel voelen – niet voelen – wel voelen, maar hoe is het met ze na een middag afwisselend wel of niet bestraald te zijn? Hebben ze dan klachten en hoe is het daarmee na één en twee dagen? Er staat wel iets daarover in het artikel, nl.:
“Most of the participants (95%) reported immediately after the testing that they had perceived the EMF in some way, the majority mentioned some kind of tension or pressure ($0%), a tingling sensation (28%), tightness in the chest or palpitations (21%), malaise (19%) or headache (16%).”
Dit is duidelijke en herkenbare informatie, die direct vragen oproept, in hoeverre is dit toe te schrijven aan de stralingsbelasting, was deze ervaring van de proefpersonen eenmalig of ook voor hen herkenbaar uit eerdere ervaringen, enz. en hoe was het na één en twee dagen met hen? Na veel belastingen - intensieve sportbeoefening, teveel Röntgen- of radioactieve straling - treden de meeste klachten namelijk pas na enkele dagen op.

Tot zover.


Eén van de deelnemers aan het onderzoek heeft ons ondertussen een e-mail gestuurd, daaruit enkele passages.

Vandaag (di. 31/01) stuurde de GGD Amsterdam mij een brief met wat summiere resultaten van een (kleinschalig) onderzoek naar gevoeligheid voor elektromagnetische velden, waaraan ik twee jaar geleden heb meegedaan. Het was een onderzoek i.s.m. de Universiteit Utrecht (auteur Anke Hess), getiteld ''GESOND''.
...
Wat ik me ervan herinner is dit:
Degene die bij de GGD de apparatuur bediende (Imke van Moorselaar, tevens mede-auteur) vertelde erbij dat de straling niet heel sterk was afgesteld, zulks in overleg met een patiëntenvereniging voor EMV-gevoeligen.
Deelnemers moesten vooraf zelf zeggen voor welke straling ze gevoelig dachten te zijn: hoog- of laagfrequent. Ik had geen idee, en heb het laagfrequente spectrum gekozen omdat ik dacht dat dit het meeste overeenkwam met de straling van mijn buurman-zendamateur. Want zulke radiofrequenties zaten niet in het testpakket. Misschien was hoogfrequent toch beter geweest. Het leidde in elk geval niet tot een herkenbaar resultaat.
...
Ik weet niet wat ik ervan moet denken.
Een populatie van 42 mensen, en dan nog opgesplitst naar hoog/laagfrequent. Hoe wetenschappelijk is dat?

Dat laatste is een zeer terechte vraag. Deze deelnemer had er dus geen idee voor wat voor straling ze gevoelig was, behalve voor de zendamateur frequenties, maar kwam wel door de selectie. Ze is dus getest op gevoeligheid voor lage frequenties, waarvoor ze naar haar weten niet gevoelig is. Armoe troef dus. Ik kan de vraag herhalen: heeft er wel één echte EHS persoon aan het onderzoek deelgenomen? Op deze manier van selectie en met dit kleine aantal deelnemers is het toch echt wel een flutonderzoek.



Lees verder in de categorie Onderzoeken | Terug naar homepage | Lees de introductie