Bezwaarschriftuur gericht tegen Nederlandse Mededingsautoriteit in NEN-normenzaak.
donderdag, 02 september 2010 - Categorie: Juridische Informatie
Toelichting bij het bezwaarschrift door de redactie van Stopumts:
Omdat bij de ICNIRP geen rechtsingang kan worden gecreëerd t.a.v. de normen die zij adviseert voor niet-ioniserende straling (t.b.v. draaloze technologie), is deze zaak daarom bij het Nma ( een bestuursorgaan in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht) aanhangig gemaakt om een nader onderzoek in te stellen.
Het Nma ontkent niet de mogelijke strijdigheid met Europees recht maar vindt dat de nationale procedures eerst beter zou kunnen worden afgewacht. Zij sluit onderzoek op termijn niet uit.
Het bezwaarschrift geeft aan dat het om enorme persoonlijke en bedrijfsbelangen gaat die geen uitstel van onderzoek rechtvaardigen. Indien het Nma uiteindelijk zou besluiten het onderzoek niet direct op te starten dan kan daartegen bij de Rechtbank beroep worden aangetekend en zo nodig Hoger Beroep bij het CBB te Den Haag (College van Beroep voor.het Bedrijfsleven) worden ingesteld
-----------------------------------------------------------------
Desgevraagd gaf een woordvoerder van BAWA aan Stopumts nog de navolgende toelichting m.b.t. het gezondheidsaspect in de onderhavige zaak:
De Haaksbergse werkgroep HTS (Haaksbergen Tegen Straling) bestaat in hoofdzaak uit ondernemers die wonen en werken op het industrieterrein De Greune die reeds jarenlang een verwoede strijd leveren tegen de komst van umts-masten vanwege de gezondheidsrisico's. HTS heeft mede via haar medeoprichter reclamant en ondernemer Leferink een rekest ingediend bij de Nma omdat in de vergunde GSM mast op het industrieterrein De Greune onlangs umts-zenders werden gehangen alsmede plaatsing van techniekkasten.
Van vrije en gratis toegang tot de NEN-normen bleek geen sprake te zijn. De NEN-normen zijn niet alleen van toepassing op het bouwbesluit 2003 maar ook op de milieuwetgeving (o.a. wet milieubeheer enz.) alsmede alle brandveiligheidsvoorschriften , de telecommunicatiewet maar ook de EMV stralingsbelastingnormen van elektromagnetische
straling veroorzaken apparatuur zoals bijv de basisnorm voor de evaluatie van de blootstelling van het menselijk lichaam aan elektromagnetische velden van op zichzelf staande radiozenders (30 MHz - 40 GHz) (NEN-EN 50420:2006) en de beoordeling van blootstelling van het menselijk lichaam aan elektromagnetische velden afkomstig van toestellen gebruikt in Elektronische Artikel Bewaking (EAB), Radio Frequency Identification (RFID) en soortgelijke toepassingen zoals geduid bij NEN-EN 50357:2001
Tevens vindt NEN-normering plaats t.a.v. de beperking van de blootstelling van het menselijk lichaam aan elektromagnetische velden afkomstig van toestellen die werken in het frequentiegebied 0 Hz tot 10 GHz, gebruikt in Elektronische Artikel Bewaking (EAB), Radio Frequency Identification (RFID) en soortgelijke toepassingen (NEN-EN 50364:2001 maar ook t.a.v. de generieke norm voor het aantonen dat elektronische en elektrische apparatuur met laag vermogen voldoet aan de basisbeperkingen met betrekking tot de blootstelling van de mens aan elektromagnetische velden (10 MHz - 300 GHz) - Algemeen publiek (NEN-EN 50371:2002 en de basisnorm voor de berekening en meting van menselijke blootstelling aan elektromagnetische velden van radiozenders in the HF-band (3 MHz- 30 MHz)
Ook de bepaling van blootstelling van werkers in elektromagnetische velden en beoordeling van risico op zendlokaties wordt door NEN geregeld via NEN-EN 50496:2006 Ontw. en de beoordeling van elektrische en elektronische apparatuur blootgesteld aan het menselijk lichaam aan elektromagnetische velden (0 Hz-300 GHz) via NEN-EN-IEC 62311:2008 alsmede de beoordeling van blootstelling van het menselijk lichaam aan elektromagnetische velden afkomstig van toestellen gebruikt in Elektronische Artikel Bewaking (EAB), Radio Frequency Identification (RFID) en soortgelijke toepassingen
Daarnaast gelden nog een groot aantal andere NEN-normen die slaan op blootstelling van het algemeen publiek m.b.t. blootstelling aanaan radiofrequente elektromagnetische velden en de blootstelling bij arbeidsomstandigheden.
De NEN-Normen, waaronder niet alleen begrepen de NEN-normen van het bouwbesluit 2003 en de regeling bouwbesluit maar ook voornoemde NEN-normen zijn opgesteld door vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en daarna gepubliceerd door het NNI.
De dato 8 december 2008 heeft het ministerie van EZ een overeenkomst gesloten met het Nederlandse Normalisatie Instituut (NNI ) en het Nederlands Elektronisch Comite (NEC) zodat zij daardoor via een private partij (NNI) uitvoering kunnen worden geven aan een aantal Europese richtlijnen.
In de inleiding van die overeenkomst wordt onder J het navolgende geduid:
Het Nederlandse Normalisatie Instituut (NNI) heeft blijkens hun statuten tot doel ‘als centrale instantie in Nederland in het belang van gezondheid, veiligheid en doelmatigheid in het maatschappelijk verkeer normalisatie te bewerkstelligen, normen tot stand te brengen, te onderhouden en de invoering daarvan te bevorderen’ respectievelijk ‘de nationale en internationale normalisatie op elektrotechnisch gebied te bevorderen’
Onze cliënten wensen gratis toegang tot alle nen-normen omdat zij veelal vanuit hun bedrijfsactiviteiten aan NEN-normen waarin de wetgeving wordt verwezen te maken hebben alsmede ook om ook inzichtelijk te krijgen welke vertegenwoordigers van het bedrijfsleven hebben meegewerkt aan de totstandkoming van de NEN-normen die slaan op blootstelling aan EMV van burgers en werknemers alsmede om inzicht te verkrijgen van de deskundigheid van de vertegenwoordigers die mede de NEN-normen hebben bepaald en om wetenschap te verkrijgen van het medisch onderzoek dat eventueel heeft plaatsgevonden en de om relatie van kostprijs en koopprijs te kunnen doorgronden.
Deze zaak is mede bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (Nma) aanhangig gemaakt omdat volgens cliënten het NNI tenonrechte de markt bewerkt vanuit een monopoliepositie. Wetgeving behoort bij de overheid te liggen en niet bij een privaatrechtelijk rechtspersoon.
--------------------------------------------------------------------------------
Bezwaarschriftuur gericht tegen Nederlandse Mededingsautoriteit in NEN-normenzaak.
Raad van Bestuur Nederlandse Mededingingsautoriteit
Postbus 16326
2500 BH DEN HAAG
F-0703303377
Haaksbergen 1 september 2010
B E Z W A A R S C H R I F T I N G E V O L G E DE A.W.B.
Bestreden besluit: Nma d.d. 31 augustus 2010 zaaknr. 6965
Dhr. W. Leferink, ondernemer, zaakdoende aan de Greune. 7 te Haaksbergen, wonende aan de Roolfs nr. 17 Haaksbergen, alsmede de gevolmachtigde van Rechtspraktijk BAWA C.S. Geukerdijk 33 te Haaksbergen, ten deze reclamanten, hebben bij een formele formulier besluitaanvraag d.d. 18 mei 2010 verzocht en onder de aandacht gebracht dat m.b.t. o.a. het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003, Woningwet, Wetmilieubeheer en Algemene Maatregelen van Bestuur enz. functionele- en milieu-eisen aan bouwwerken, apparaten, programma,s, software en monitoringsystemen enz worden gesteld waaraan per beoordelingsaspect moet worden voldaan.
Deze functionele eisen zoals o.a. bijvoorbeeld bouwconstructie en brandveiligheid, emissie enz. worden als verwezen nen-normen geduid in voornoemde wet-en regelgeving. Ondanks dat deze normen deel uitmaken van voormelde wet-en regelgeving enz zijn de aldaar geduide nen-normen niet vrij zijn te verkrijgen en worden slechts door het Nederlandse Normalisatie Instituut welke is gevestigd aan de Vlinderweg no. 6 te Delft tegen eenzijdige vastgestelde prijzen en tarieven monopolistisch door hen beschikbaar gesteld.
Verzoeker Leferink, directeur van een BV exploiteert een kunststoffenbedrijf en dient bij aanneming van werk, die veelal vergunningsplichtig is, te voldoen aan verwezen nen-normen en wordt door voornoemde handelswijze rechtstreeks in zijn wettige belangen getroffen.
Rechtspraktijk BAWA brengt juridische diensten binnen alle rechtsgebieden op de markt en staat justitiabelen bij in gerechtelijke procedures en dient vanuit dien hoofde te beschikken over de teksten van de toepasselijke wet-en regelgeving waaronder verwezen nen-normen. Zulks klemt i.c. des temeer nu m.b.t. elektromagnetische straling veroorzakende apparatuur een procedure aanhangig is gemaakt bij het Europese Hof te Straatsburg.
Nu het NNI via het profijtbeginsel de verstrekking van verwezen nen-normen aan het uitponden is vanuit een monopoliepositie zijn verzoekers gedwongen om het NNI- product in casu de verwezen nen-normen van deze ene aanbieder in casu het NNI te kopen tegen de door NNI eenzijdige bepaalde geldbedragen. De vrijheid om niet te kopen bij het NNI is er niet want eenieder behoort de Wet te kennen en in het bijzonder voornoemde verzoekers.
Reclamanten hebben bij voornoemde besluitaanvraag van 18 mei 2010 verzocht aan de Nma om een op rechtsgevolg gerichte beschikking te nemen jegens het NNI onder bepaling dat het verstrekken van verwezen nen-normen zoals hier boven geduid in strijd is met de wet, onder aanzegging dat binnen een door het Nma te bepalen termijn de omstreden verstrekking van verwezen nen-normen dient te worden beëindigd.
Bij schriftuur d.d. 31 augustus 2010 nr. 6965 neemt U een zes pagina's tellende beschikking waarbij U in de beoordeling op blz. 2 aangeeft dat de Nma niet bevoegd is om te bepalen of de NEN-normen een algemeen verbindend karakter hebben. Reclamanten merken op dat zij Uw Raad ook niet hebben gevraagd om t.a.v. dat punt een uitspraak te doen. Die vraag wordt beantwoord door de daartoe bevoegde rechter(s) in de subjudice zijnde procedure bij het Gerechtshof te Den Haag en nadien op verzoek door de meest gerede partij door de Hoge Raad indien beroep in cassatie wordt ingesteld.
Uw Raad geeft wel aan dat U bevoegd bent ingevolge artikel 24 mededingingswet en artikel 102 van het Verdrag Werking Europese Unie om te onderzoeken of het Nederlandse Normalisatie Intstituut (NNI) een economische machtspositie heeft en/of zij deze positie misbruikt door excessieve tarieven te hanteren.
Opgemerkt zij dat in het NNI niet een organisatie is zoals U in Uw beschikking stelt doch een rechtspersoon die beweerdelijk zonder winstoogmerk zich bezig houdt met het opstellen van en publiceren van normen en standaarden.
In de tweede alinea van blz. 2. van Uw beschikking geeft U een opsomming van de activiteiten van het NNI waarbij duidelijk wordt dat het NNI participeert in Europese en mondiale normalisatieplatforms en daartoe ook toegang biedt. Reclamanten merken in dat verband op dat het derhalve grensoverschrijdende activiteiten betreffen temeer het NNI actief is bij beschikbaarstelling van ISO-en IEC-normen en normen van buitenlandse normalisatie-instituten.
In Uw beschikking geeft U nadrukkelijk aan niet uit te sluiten dat ( een deel van) de activiteiten van het NNI zijn te beschouwen als economische activiteiten en dat ingevolge daarvan het NNI kan worden gezien als een onderneming in de zin van de mededingingswetgeving.
De primaire conclusie van reclamanten is dan ook dat reeds om deze reden alleen al Uw Raad in beginsel geen toepassing kan geven om af te zien van nader onderzoek t.a.v. de gedragingen/activiteiten van het NNI die mogelijk conflicterend zijn m.b.t. nationaal en Europeesrechtelijke mededingingswetgeving. Zie o.a. de jurisprudentie m.b.t. de juridische status van woningbouwcorporaties en uitspraken Europese Commissie en Europees Hof van Justitie te Luxemburg .
In Uw beschikking concludeert U dat het NNI en het daaraan gelieerde Nederlands Elektronisch Comité (NEC) een wettelijk monopolie bezit m.b.t. begeleiding, totstandkoming en publicatie van NEN-normen zulks vanwege de gesloten privaatrechtelijke overeenkomst met de Staat der Nederlanden zoals is vervat in de Staatscourant van februari 2009 in relatie met artikel 17 van de statuten van het NNI.. Reclamanten concluderen dat geduide overeenkomst onverbindend is. De tekstuele inhoud van de d.d. 16 december 2008 door Mw. M. van der Hoeven in haar hoedanogheid vam Minister van Economische Zaken namen de Nederlandse Staat Verhoeven getekende overeenkomst Staat – NEC en NEC luidt :
Partijen:
1. De Staat der Nederlanden, waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken, hierna te noemen: ‘de Staat’
en
2. De Stichting Nederlands Normalisatie-instituut, gevestigd te Delft, hierna te noemen: ‘NNI’
en
3. De Stichting Nederlands Elektrotechnisch Comité, gevestigd te Delft, hierna te noemen: ‘NEC’,
Overwegende:
· a. De tussen partijen op 24 maart 1995 gesloten ‘Overeenkomst informatieprocedure normalisatie’ (Stcrt. 126) is aan actualisering toe en dientengevolge dienen partijen een nieuwe overeenkomst tot stand te brengen.
· b. De Minister van Economische Zaken vertegenwoordigt in het kader van deze overeenkomst de Staat in haar hoedanigheid van coördinerend bewindspersoon voor normalisatie en certificatie.
· c. Deze overeenkomst is interdepartementaal afgestemd in de Interdepartementale Commissie voor Normalisatie en Certificatie.
· d. Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998, zoals gewijzigd door richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998, betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en van regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (hierna te noemen: ‘richtlijn 98/34/EG’) beoogt een zo groot mogelijke doorzichtigheid van de nationale initiatieven tot vaststelling van normen, technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.
· e. Artikel 1, tiende lid, van richtlijn 98/34/EG bepaalt dat een nationale normalisatie-instelling een in bijlage II van richtlijn 98/34/EG vermelde instelling is. Het NNI en het NEC zijn in bijlage II van richtlijn 98/34/EG als nationale normalisatie-instellingen van Nederland genoemd.
· f. Taken op het gebied van normalisatie worden volgens de Europese Commissie1 beschouwd als exploitatie van diensten van algemeen economisch belang. Het NNI en het NEC worden met deze overeenkomst belast met uitvoering van deze taken.
· g. Het NNI en het NEC zijn lid van de Europese en mondiale normalisatie-instellingen en vertegenwoordigen, dan wel doen vertegenwoordigen, als zodanig de belangen van Nederlandse belanghebbenden bij het opstellen van Europese en mondiale normen.
· h. Artikel 4, eerste lid, van richtlijn 98/34/EG schrijft voor dat de lidstaten alle dienstige maatregelen treffen opdat hun normalisatie-instellingen de in artikelen 2 en 3 van richtlijn 98/34/EG bedoelde informatie mededelen, hun ontwerpnormen openbaar maken, zodat ook opmerkingen van de in andere lidstaten gevestigde partijen kunnen worden ingewonnen, aan de in bijlage II van richtlijn 98/34/EG genoemde instellingen het recht toekennen passief of actief (door het zenden van een waarnemer) aan het werk deel te nemen en zich er niet tegen verzetten dat een normalisatieonderwerp van hun werkprogramma op Europees niveau wordt behandeld volgens de voorschriften van de Europese normalisatie-instellingen en geen maatregelen nemen die aan een beslissing ter zake afbreuk kunnen doen.
· i. Artikel 7, eerste lid, van richtlijn 98/34/EG bepaalt dat de lidstaten alle dienstige maatregelen treffen opdat hun normalisatie-instellingen tijdens de uitwerking of na de goedkeuring van een Europese norm als bedoeld in artikel 6, derde lid, van richtlijn 98/34/EG, geen stappen nemen die afbreuk kunnen doen aan de nagestreefde harmonisatie, en met name op het betrokken gebied geen nieuwe of herziene nationale norm publiceren die niet volledig in overeenstemming is met een bestaande Europese norm.
· j. Het NNI en het NEC hebben blijkens hun statuten tot doel ‘als centrale instantie in Nederland in het belang van gezondheid, veiligheid en doelmatigheid in het maatschappelijk verkeer normalisatie te bewerkstelligen, normen tot stand te brengen, te onderhouden en de invoering daarvan te bevorderen’ respectievelijk ‘de nationale en internationale normalisatie op elektrotechnisch gebied te bevorderen’.
· k. Het NNI en het NEC zijn bereid de verplichtingen die de lidstaten ingevolge richtlijn 98/34/EG moeten opleggen aan de nationale normalisatie-instellingen, door middel van een overeenkomst met de Staat op zich te nemen.
· l. Naast de verplichtingen voortvloeiend uit richtlijn 98/34/EG zijn het NNI en het NEC tevens bereid namens de betrokken minister zorg te dragen voor de bekendmaking in de Staatscourant en op de eigen internet-portal van de referenties van de geharmoniseerde normen die gepubliceerd worden in het officiële publicatieblad van de Europese Unie, binnen 6 weken na publicatie.
· m. Het NNI en het NEC zijn bereid om de betrokken minister telkens op de hoogte te stellen van het vervallen, respectievelijk het vervangen van normen waar in Nederlandse regelgeving naar wordt verwezen. Dit betreft ook andere normen dan geharmoniseerde normen.
· n. Het NNI en het NEC zijn bereid om de belanghebbende Nederlandse marktpartijen passief en actief te informeren over de Europese en mondiale normalisatie-initiatieven, in het bijzonder over totstandbrenging van geharmoniseerde normen. De wijze van informeren dient de marktpartijen in staat te stellen het belang van betrokkenheid bij individuele normalisatie-initiatieven vast te stellen, respectievelijk een overwogen keuze te maken voor de mate en wijze van betrokkenheid.
· o. Het NNI en het NEC zijn bereid uitvoering te geven aan verplichtingen op het terrein van de informatievoorziening over normen die voor Nederland voortvloeien uit de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen.
· p. De Staat wenst voor Nederland aan bovenbedoelde maatregelen invulling te geven door middel van een privaatrechtelijke overeenkomst met het NNI en het NEC, waarin het NNI en het NEC zich jegens de Staat verplichten tot uitvoering van deze maatregelen en waarin de Staat zich verplicht aan het NNI en het NEC de kosten te vergoeden, die voor de uitvoering noodzakelijk zijn.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1 (definities)
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. richtlijn 98/34/EG:
richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998, zoals gewijzigd door richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998, betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en van regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij;
b. Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen:
de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) van de Wereld Handelsorganisatie;
c. Europese normalisatie-instelling:
een in bijlage I van richtlijn 98/34/EG vermelde Europese normalisatie-instelling;
d. nationale normalisatie-instelling:
een in bijlage II van richtlijn 98/34/EG vermelde nationale normalisatie-instelling in een lidstaat van de Europese Unie;
e. norm:
een technische specificatie die door een erkende instelling met normatieve activiteiten voor herhaalde of voortdurende toepassing is goedgekeurd, waarvan de inachtneming niet verplicht is en die tot een van de volgende categorieën behoort:
· – een internationale norm, zijnde een norm die door een internationale normalisatie-instelling wordt aangenomen en ter beschikking van het publiek wordt gesteld;
· – een Europese norm, zijnde een norm die door een Europese normalisatie-instelling wordt aangenomen en ter beschikking van het publiek wordt gesteld;
· – een nationale norm, zijnde een norm die door een nationale normalisatie-instelling wordt aangenomen en ter beschikking van het publiek wordt gesteld;
f. normalisatieprogramma:
een door een erkende instelling met normatieve activiteiten vastgesteld werkprogramma dat de lijst bevat van de onderwerpen die het voorwerp van normalisatiewerkzaamheden zijn;
g. geharmoniseerde norm:
een Europese norm die tot stand wordt gebracht door een Europese normalisatie-instelling, op grond van een mandaat van de Europese Commissie, na consultatie van de lidstaten. De referentie van een geharmoniseerde norm wordt gepubliceerd in het officiële publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 2 (voorwerp van de overeenkomst)
1. Deze overeenkomst heeft betrekking op uitvoering door het NNI en het NEC van de verplichtingen met betrekking tot notificatie van normen, welke door richtlijn 98/34 aan de Staat zijn opgelegd. Tevens heeft deze overeenkomst betrekking op het informeren door het NNI en het NEC van de Staat van het vervallen, dan wel wijzigen, van normen waarnaar in regelgeving wordt verwezen. Tenslotte heeft deze overeenkomst betrekking op het informeren door het NNI en het NEN van Nederlandse marktpartijen over de normalisatie-initiatieven welke door de Europese en mondiale normalisatie-instituten worden genomen.
2. De Staat verleent aan het NNI en het NEC gedurende de looptijd van deze overeenkomst de status van nationaal normalisatie-instituut, zoals bedoeld in artikel 1, tiende lid, van richtlijn 98/34/EG. Als zodanig vertegenwoordigen het NNI en het NEC, dan wel doen zij vertegenwoordigen, de nationale belanghebbenden, respectievelijk belangen, binnen Europese en mondiale normalisatie-instellingen en zijn zij lid van deze instellingen.
3. Het NNI en het NEC verrichten normalisatie-activiteiten, waaronder verstaan de vertegenwoordiging van nationale belanghebbenden, respectievelijk belangen, zoals bedoeld in het tweede lid, met inachtneming van publieke belangen.
Artikel 3 (verplichtingen ten behoeve van andere normalisatie-instellingen, artikel 4, eerste lid, van richtlijn 98/34/EG)
1.
Het NNI en het NEC stellen overeenkomstig artikel 4, eerste lid, eerste streepje, jo. artikel 2, eerste en tweede lid, van richtlijn 98/34/EG de Europese Commissie en de Europese en nationale normalisatie-instellingen op de hoogte van nieuwe onderwerpen waarvoor zij, door middel van opname in hun normalisatieprogramma hebben besloten een norm vast te stellen of te wijzigen, behalve wanneer het een gelijke of gelijkwaardige omzetting van een internationale of Europese norm betreft.
2.
Het NNI en het NEC delen overeenkomstig artikel 4, eerste lid, eerste streepje jo. artikel 2, derde lid, van richtlijn 98/34/EG, desgevraagd aan de Europese Commissie geheel of gedeeltelijk hun normalisatieprogramma’s mede.
3.
Het NNI en het NEC verschaffen overeenkomstig artikel 4, eerste lid, eerste streepje, jo. artikel 3, van richtlijn 98/34/EG, desgevraagd aan de Europese Commissie alsmede aan een Europese of nationale normalisatie-instelling elke ontwerpnorm en houden de Europese Commissie alsmede de Europese of nationale normalisatie-instelling op de hoogte van het gevolg dat het NNI en het NEC hebben gegeven aan een eventueel commentaar dat de Europese Commissie alsmede de Europese of nationale normalisatie-instelling heeft gemaakt.
4.
Het NNI en het NEC maken overeenkomstig artikel 4, eerste lid, tweede streepje, van richtlijn 98/34/EG hun ontwerpnormen openbaar zodat ook opmerkingen van de in andere lidstaten gevestigde partijen, anders dan normalisatie-instellingen, kunnen worden ingewonnen.
5.
Het NNI en het NEC kennen overeenkomstig artikel 4, eerste lid, derde streepje, van richtlijn 98/34/EG aan de nationale normalisatie-instellingen het recht toe passief of actief (door het zenden van een waarnemer) aan het werk deel te nemen.
6.
Het NNI en het NEC verzetten zich overeenkomstig artikel 4, eerste lid, vierde streepje, van richtlijn 98/34/EG er niet tegen dat een normalisatieonderwerp van hun werkprogramma op Europees niveau wordt behandeld volgens de voorschriften van de Europese normalisatie-instellingen en nemen geen maatregelen die aan een beslissing ter zake afbreuk kunnen doen. Artikel 4 (geen afbreuk aan Europese harmonisatie, artikel 7 richtlijn 98/34/EG)
1.
Het NNI en het NEC nemen overeenkomstig artikel 7, eerste lid, van richtlijn 98/34/EG tijdens de uitwerking van of na goedkeuring van een Europese norm als bedoeld in artikel 6, derde lid, eerste streepje, van richtlijn 98/34/EG, geen stappen die afbreuk kunnen doen aan de nagestreefde harmonisatie, en met name publiceren zij op het betrokken gebied geen nieuwe of herziene nationale norm die niet volledig in overeenstemming is met een bestaande Europese norm.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op de werkzaamheden van het NEN en het NEC die worden ondernomen op verzoek van de betrokken minister, ten einde voor bepaalde producten technische specificaties of een norm op te stellen met het oog op de vaststelling van een technisch voorschrift voor deze producten.
Artikel 5 (bekendmaking geharmoniseerde normen)
1.
Het NNI en NEC maken, namens de betrokken minister, de referenties van de geharmoniseerde normen in de Staatscourant en op het NEN-portal bekend binnen 6 weken na publicatie in het officiële publicatieblad van de Europese Unie.
2.
In het kader van de bekendmaking als bedoeld in het eerste lid, verzamelen het NNI en het NEC naast de normreferentie de volgende gegevens, welke bij de bekendmaking worden vermeld:
o a. de aanduiding van de betreffende EG-richtlijn;
o b. de aanduiding van de betreffende implementatieregeling;
o c. de minister namens wie de bekendmaking wordt uitgeoefend.
Artikel 6 (kennisgeven vervallen normen)
Het NNI en het NEC controleren eenmaal per kwartaal de status van normen waarnaar in regelgeving wordt verwezen en stellen de betrokken minister zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 4 weken, in kennis van het vervallen, dan wel het vervangen van zulke normen.
Artikel 7 (uitvoering Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen)
1.
Het NNI en het NEC geven uitvoering aan de informatievoorziening als bedoeld in artikel 10.3.1 van de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen, met betrekking tot de eigen normen, de normen van andere nationale normalisatie-instellingen en de normen van de Europese en van de mondiale normalisatie-instellingen.
2.
Het NNI en het NEC handelen overeenkomstig de Code of Good Practice als bedoeld in bijlage 3 van de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen.
Artikel 8 (informeren van Nederlandse marktpartijen)
Het NNI en het NEC informeren Nederlandse marktpartijen passief en actief over de Europese en mondiale normalisatie-initiatieven, in het bijzonder over totstandbrenging van geharmoniseerde normen, op zodanig wijze dat deze partijen kunnen beoordelen of betrokkenheid bij het opstellen van de betreffende normen in hun belang is.
Artikel 9 (verantwoording)
1.
Het NNI en het NEC leggen aan de Minister van Economische Zaken verantwoording af over de wijze waarop zij uitvoering hebben gegeven aan de artikelen 3, 4, 6, 7 en 8 van deze overeenkomst.
2.
Aan de betrokken minister leggen zij desgevraagd verantwoording af over de wijze waarop zij uitvoering hebben gegeven aan artikel 5.
Artikel 10 (vergoeding van de door het NNI en het NEC gemaakte kosten)
1.
De Minister van Economische zaken vergoedt jaarlijks aan het NNI en het NEC de kosten van een doelmatige inzet van middelen voor uitvoering van de verplichtingen als bedoeld in artikelen 3, 5, 6, 7 en 8 van deze overeenkomst, voor zover het NNI en het NEC niet reeds uit andere hoofde zijn gehouden dergelijke verplichtingen na te leven. Tevens draagt de Minister van Economische Zaken bij aan de contributies welke het NNI en het NEC uit hoofde van hun lidmaatschap van de Europese en mondiale normalisatie-instellingen aan deze instellingen verschuldigd is, tot een maximum van 30%.
2.
De vergoeding vindt plaats op basis van een door de Minister van Economische Zaken goedgekeurde begroting van het NNI en het NEC van de in een kalenderjaar te maken kosten. Uiterlijk 1 november van het voorgaande jaar leggen het NNI en het NEC de begroting aan de Minister van Economische Zaken ter goedkeuring voor. De Minister van Economische Zaken beslist uiterlijk voor 1 januari van het kalenderjaar waarin de kosten gemaakt worden omtrent goedkeuring.
Artikel 11 (hoofdelijke aansprakelijkheid van het NNI en het NEC)
Het NNI en het NEC zijn hoofdelijk aansprakelijk jegens de Staat voor het nakomen van deze overeenkomst door het NNI en het NEC.
Artikel 12 (overdracht)
Het NNI en het NEC zijn niet gerechtigd de uit deze overeenkomst voorvloeiende rechten en verplichting over te dragen aan een derde tenzij de Staat hiervoor schriftelijke toestemming heeft gegeven. De Staat kan aan haar toestemming voorwaarden verbinden.
Artikel 13 (geschilbeslechting)
Alle geschillen zullen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Den Haag.
Artikel 14 (duur en inwerkingtreding)
Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van 1 januari 2009 en geldt voor onbepaalde tijd.
Artikel 15 (vervallen oude overeenkomst)
De tussen partijen op 24 maart 1995 gesloten Overeenkomst informatieprocedure normalisatie vervalt met ingang van 1 januari 2009.
Artikel 16 (toepasselijk recht)
Op deze overeenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.
Artikel 17 (afwijking en wijziging van de overeenkomst)
1.
Afwijkingen van deze overeenkomst zijn slechts bindend voor zover zij uitdrukkelijk tussen partijen schriftelijk zijn overeengekomen.
2.
Bij wijzigingen van richtlijn 98/34/EG of de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen dan wel bij rechterlijke uitspraken die tot wijziging van deze overeenkomst leiden treden partijen zo spoedig mogen in overleg over de wijziging van de overeenkomst.
Artikel 18 (opzegging)
Elke partij mag deze overeenkomst met inachtneming van een termijn van ten minste 18 maanden opzeggen.
Artikel 19 (bekendmaking)
De Staat draagt zorg voor plaatsing van deze overeenkomst in de Staatscourant en brengt de overeenkomst ter kennis van de Europese Commissie.
Tot zover de overeenkomst.
Het ligt op de weg van Uw Raad ( Nma) om voornoemde overeenkomst nader tegen het mededingingsrechtelijk licht te houden. In het kader van de heroverwegingsbeschikking op bezwaar (ex nunc) dient U alle relevante feiten te betrekken en informatie te vergaren in het kader van het zorgvuldigheidsvereiste zoals bedoeld in artikel 2:3 Awb .
De NEN-Normen, waaronder ook begrepen de NEN-normen van het bouwbesluit 2003 en de regeling bouwbesluit zijn opgesteld door vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en daarna gepubliceerd door het NNI.Het ligt op de weg van Uw Raad ( Nma) om voornoemde overeenkomst nader tegen het mededingingsrechtelijk licht te houden.
Uit voornoemde overeenkomst blijkt dat het NNI onder het bevelstructuur en controlemechanisme staat vanuit het ministerie van Economische zaken..
De auteursrechtelijke bescherming is de vervanger van het begrip winst. In casu kan worden gesproken van een “oneigenlijke constructie” die de “warme aandacht” dient te genieten van het Nma. Gelet op de doelstelling van de Nma had U dit niet mogen passeren met een discretionair beroep op toepassing van prioriteringscriteria.
Artikel 120 grondwet laat niet toe dat een Nederlandse rechter de rechtmatigheid van een wet toetst ( de rechter kan slechts recht spreken binnen de wet ook al is de wet nog zo krom is) doch Uw Raad kan als bestuursorgaan daar wel het nodige van onderzoeken en concluderen en ook toetsen of de litigieuze overeenkomst niet conflicteert met door Nederland geratificeerde verdragen. (In Europa kennen alleen Nederland en Finland zo'n verlammende art 120 grondwet belemmering). Klagers, ondernemers uit de plaats Haaksbergen die pal aan de Nederlands-Duitse grens ligt dragen kennis van het feit dat Duitse ondernemers veel zakelijke activiteiten hebben in het grensgebied van Nederland en derhalve ook de NEN-normen moeten kopen. Idem voor Europese aanbestedingsprojecten vanuit Nederland die door voornoemde Nederlandse constructie op voorhand buitenlandse ondernemers op achterstand zet.
Ingevolge voornoemde “constructie” staat vast dat het NNI een economische machtspositie bezit in de E.U.-lidstaat Nederland weshalve sprake is van inbreuk op artikel 24 mededingingswet respectievelijk artikel 102 VWEU . Dat is door Uw Raad miskend althans niet onderkend. Gelet op het hier door reclamanten gestelde is Uw Raad verplicht van haar discretionaire bevoegdheden gebruik te maken en had zij een onderzoek dienen in te stellen om te bezien of in casu sprake is van misbruik.
Het beroep van de Nma dat het niet makkelijk is om excessieve prijzen/tarieven vast te stellen kan geen grondslag bieden voor het bestreden besluit. Indien de Nma vasthoudt aan dat standpunt dan houdt zij op te existeren ! Niet valt in te zien waarop de Nma niet kan onderzoeken hoe de tarieven zich verhouden tot de economische waarde van de totstandkoming van en publicatie van die normen. Het het Nma heeft daarvoor middelen tot haar beschikking die uit de Wet zijn ontleend. De opmerking van het Nma dat moeilijk valt te vergelijken hoe de tarieven van concurrerende bedrijven zich verhouden tot het NNI wordt niet nader onderbouwd. Een dergelijke stelling zou nog zijn te rechtvaardigen indien eerst een onderzoek daartoe zou zijn ingesteld en vervolgens dan een conclusie wordt getrokken. Echter een dergelijk onderzoek heeft niet door het Nma plaatsgevonden, waarvan akte! Het argument van andere wet-en regelgeving bij buitenlandse normalisatie-instituten gaat niet op. Europees recht gaat voor nationaal recht en anno 2010 dient ook Europeesrechtelijk te worden getoetst.
De verhouding van economische waarde in relatie tot de door de NNI geleverde NEN-normen en het rendement voor het NNI had via Nma- onderzoeken kunnen worden vastgesteld.
Een beroep op een uitspraak van het Europees Hof (Nikpay) om dan vervolgens daartoe niet over te gaan is onjuist om dat de genoemde jurisprudentie geen sjabloonwerking kan worden toegekend aan deze Nen-normenzaak. Overigens wordt in het bestreden besluit door de Raad van bestuur van het Nma niet aangegeven hoe groot de investering bij uivoering van een nader onderzoek zal zijn.
Het gegeven dat de NEN-normen waaronder ook begrepen de NEN-normen m.b.t. apparatuur die elektromagnetische velden teweeg brengen zoals allerlei vormen van mobiele telefonie-toepassingen er politieke discussie plaatsvinden ook t.a.v. de financieringsstructuur ( o.a. n.a.v. de casus Knooble-Arnhem versus de Staat der Nederlanden) behoort geen afwegingsinstrument te zijn voor het Nma om geen toepassing te geven aan nader onderzoek op korte termijn. In een aangenomen motie in de Tweede Kamer (motie Vietsch) is verzocht de NEN-normen gratis aan te bieden en die motie is bij meerderheid van stemmen d.d. 2 juli 2009 alstoen aangenomen. De verwijzingen naar de uitspraken van de sectoren bestuursrecht van de arrondissementsrechtbanken van Groningen en Den Bosch zijn i.c. rechtens irrelevant.
Hoger beroep is mogelijk doch de finale uitspraken worden alsdan gedaan door Afdeling van de Raad van State die echter niet tot de rechterlijke macht behoort. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven behoort wel tot de rechterlijke macht en ook om die reden alleen al had Uw Raad van Bestuur daarmee rekening moeten houden. Vasthouden door de Nma aan haar reeds ingenomen standpunt zoals verwoord in het hier aangevallen besluit zou impliceren dat de onderhavige rechtsgang niet kan worden aangemerkt als een effectieve remedie in de zin van art 13 EVRM
Er ligt thans wel een vonnis van de Rechtbank Den Haag sector Civiel maar deze is, zoals boven reeds gesteld, nog niet onherroepelijk. Bij brief van 27 januari 2009
heeft de toenmalige minister Van der Laan de Tweede Kamer kort geïnformeerd over het vonnis en medegedeeld dat de Staat in beroep gaat. O de laatste dag van de drie-maanden beroepstermijn is beroep ingesteld door de landsadvocaat bij het Hof te Den Haag. Intussen worden de gevolgen van de uitspraak in eerste instantie geïnventariseerd. Over de uitkomsten zal de Kamer later worden geïnformeerd, aldus de
minister.
Nu de procedure in beroep wordt voortgezet bij het gerechtshof en later de Hoge Raad kan het nog 2 à 3 jaar duren voordat er een eindoordeel van de Hoge Raad ligt. In de tussentijd worstelen de gemeentelijke bouw-en woningtoezichten en andere toezicht- en controle-instanties met de bestuurlijke handhaving.
Het is niet in het belang van het Nederlandse bedrijfsleven en de handhavingspraktijk dat de onzekerheid die nu is ontstaan nog langer voortduurt mede doordat Uw Raad van Bestuur de Nma gevraagde onderzoeken niet uitvoert.. Nadere memorie zal worden ingediend.
Klagers i.c. reclamanten hebben inleidende schrifturen en bij hun besluitaanvragen ook hun eigen economisch belang geduid. Het NNI had in 2009 een omzet van bijna 33 miljoen euro .Daaronder is ook begrepen de verkoop van ISO, IEC en buitenlandse normen. Dat betekent dat het voormelde contract tussen de NNI en de Nederlands Staat van 16 december 2008 niet in stand kan blijven nu niet Europees is aanbesteed. Gelet o.a. op de omzet van de Nederlandse industrie en bouw in 2009 van 407 miljard euro en de toepassing van NEN-normen in alle bedrijfstakken is nader onderzoek des temeer gewenst.
De prioriteitsafweging behoort in casu niet in stand te blijven. Niet wordt aangegeven door het Nma welke onderzoeken dan voorrang hebben. Ongemotiveerde stellingen kunnen geen juridisch fundament vormen om een beschikking te dragen. Gelet op het vorenstaande gaat het in de NEN-normenzaak om zeer grote financiële en economische belangen. De opmerkingen over de te verwachten politieke besluitvorming m.b.t. de hier geduide NEN-normenzaak kan geen wettelijk kader bieden om de aan de Nma opgedragen wettelijke taken dan maar niet (meer) uit te voeren.
Uw Raad acht het verzoek van verzoekers wel ontvankelijk en U sluit nader onderzoek in de toekomst niet uit doch wenst thans niet tot een nader onderzoek te besluiten. De beslissing die ten grondslag is gelegd aan de bestreden beschikking van 31 augustus jongstleden om het eventuele onderzoek op de lange baan te schuiven kunnen niet worden gedragen door de daaraan gegeven motiveringen.
Uw afwijzende besschikking om terstond nader onderzoek te plegen inzake de door reclamanten/verzoekers ingediende klachten terzake het conflicterend handelen met NEN-normen enz, in casu houdt continuering van het oneigenlijk gebruik in stand.
Reclamanten maken dan ook op goede rechtsgronden tegen alle onderdelen van Uw beschikking bezwaar. Nu reclamanten als belanghebbenden in de zin van de Awb kunnen worden aangemerkt en zij tijdig een begin van motivering aan dit bezwaarschriftuur hebben gegeven en het binnen de toepasselijke wettelijke termijn bij Uw Raad hebben doen laten inkomen zijn zij ontvankelijk te achten in hun bezwaren .
De klachten van verzoekers, thans reclamanten, waarbij aan Uw Raad is voorgelegd dat inbreuk is gemaakt op regels waarvan U als Nederlandse Mededingingsautoriteit ingevolge de Mw toeziet op de naleving, moet worden aangemerkt als een bestuursrechtelijke aanvraag tot handhaving van deze regels, in het bijzonder om met toepassing van artikel 56 en 62 Mw een boete of last onder dwangsom aan de desbetreffende onderneming(en) op te leggen.
U bent gehouden op deze aanvraag te beslissen en gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving zal, in geval van geconstateerde overtreding van een of meer van deze regels, U ook gebruik moeten maken van Uw bevoegdheden zoals neergelegd in de Mw om deze regels te handhaven. Er zijn geen bijzondere omstandigheden om dit te weigeren. Nu reclamanten stellen in primaire zin dat de handelswijze van het NNI in samenwerking met de Nederlandse Staat getoetst aan het CIF-arrest strijd met de Europese mededingswetgeving oplevert is er geen ruimte meer om af te zien van nader onderzoek door de Nma. Zoals verzocht door reclamanten., waarvan akte. Ongegrond verklaring van dit bezwaarschrift zal alsdan aanleiding vormen om deze zaak bij de Europese Commissie aanhangig te maken.
U had, zoals aangegeven in het verzoek tot onderzoek , op grond van Uw toezichthoudende taak een actieve opstelling dienen te betrachten bij een klacht zoals de onderhavige mede gelet op het feit dat het voor reclamanten praktisch zeer moeilijk is om langs een andere weg (rechts-)bescherming te verkrijgen tegen de door voormelde reclamanten gestelde inbreuk op de mededingingsregels
Reclamanten zullen een aanvullend bezwaarschrift bij Uw Raad inbrengen en recht van indiening van memories wordt voorbehouden.
Weshalve het Uw Raad moge behagen het bezwaarschrift gegrond te verklaren onder vernietiging van het bestreden besluit onder besluit dat het onderzoek tegen de NNI zoals bij rekest is verzocht te doen laten plaatsvinden alles onder toekenning van een vergoeding aan reclamanten ex art 7:15 Awb
Hoogachtend,
Uw dw. dr.,
Rechtspraktijk BAWA
J.P.E. Baakman
Lees verder in de categorie Juridische Informatie | Terug naar homepage | Lees de introductie