Annotatie BAWA bij recente wetswijzingen WRO t.a.v. de afgifte van bouwvergunningen (zendmasten)..

vrijdag, 28 augustus 2009 - Categorie: Juridische Informatie

Bij ons kantoor komen veel vragen binnen over de wetswijzingen die onlangs hebben plaatsgevonden t.a.v. de afgifte van bouwvergunningen en de daarmee onlosmakelijk samenhangende ruimtelijke-ordenings-wetgeving. Op veler verzoek geven wij hierbij, vrij vertaald, enige toelichting. Aan deze toelichtende beschouwingen kunnen geen rechten worden ontleend.

Rechtspraktijk BAWA-Haaksbergen

Augustus 2009
……………………………………………

Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO)

De Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder WRO) is per 1 juli 2008 vervangen door de Wet ruimtelijke ordening (verder Wro). De WRO bood de mogelijkheid aan B. en W. om, zonder dat een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is, via een vrijstelling op een of meer onderdelen af te wijken van het bestemmingsplan. In art. 19 lid 3 WRO was de vrijstellingsmogelijkheid vervat voor de zogenaamde “kruimelgevallen”. Deze bevoegdheid was uitgewerkt in art. 20 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (verder BRO 1985) en betrof met name de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aan-en bijgebouwen.

De WRO bood de mogelijkheid om nadere beleidsregels op te stellen voor het al dan niet toepassen van art. 19, lid 3 WRO vrijstelling. Veel gemeenten hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hebben daartoe “Beleidsregels artikel 19 lid 3 WRO vastgesteld.

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro biedt B. en W. een soortgelijke bevoegdheid. In de Wro wordt niet meer gesproken van “vrijstelling” maar van een “buitenplanse ontheffing”. In art. 3.23 Wro is de buitenplanse Ontheffingsmogelijkheid vervat voor de zogenaamde “kruimelgevallen”. Deze bevoegdheid is uitgewerkt in art. 4.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (verder Wro) en betreft, zoals ook onder de WRO het geval was, met name bouw-en gebruiksmogelijkheden van aan- en bijgebouwen.

De reikwijdte van art. 3.23 Wro, zoals weergegeven in art. 4.1.1. Bro, wijkt op een aantal punten af ten opzichte van de reikwijdte van art 19 lid 3 WRO. Grofweg kan gezegd worden dat de Wro/Bro ruimere mogelijkheden biedt voor toepassing van de buitenplanse ontheffingsbevoegdheid dan de WRO/BRO 1985 deed voor toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid ex artikel 19 lid 3 WRO

WRO of Wro ?

Verzoeken binnengekomen voor 1 juli 2008 dienen op grond van de WRO te worden behandeld. Verzoeken binngekomen op of na 1 juli 2008 dienen op grond van de Wro te worden behandeld. Dit geldt tevens voor de vraag of de “Beleidsregels toepassing art. 19 lid 3 WRO” of de “Beleidsregels toepassing art. 3.23 Wro toegepast moeten worden.

Artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb) maakt het mogelijk dat beleidsregels kunnen worden vastgesteld t.b.v. een aan het bestuur toekomende bevoegdheid. Er is geen verplichting beleidsregels vast te stellen.

Justitiabelen (rechtzoekenden) dienen met bovenstaande wijzigingen en overige bijkomende overgangsrechtelijke bepalingen rekening te houden bij indiening van bezwaarschriften t.a.v. afgegeven bouwvergunningen. Opgemerkt zij daarbij dat grammaticaal bezwaar veelal geen doel treft. Bezwaar cq beroep moet voorzien zijn van bezwaar-en/of beroepsgronden. De Awb is de opvolger van de wet AROB. De AROB is de opvolger van de wet BAB. ( aan dit BAWA-bericht kunnen geen rechten worden ontleend )



Lees verder in de categorie Juridische Informatie | Terug naar homepage | Lees de introductie