Raad van State verlaat zich in hoger beroep tegen B&W Raalte geheel op de Gezondheidsraad.
woensdag, 26 augustus 2009 - Categorie: Juridische Informatie
Bron: Raad van State 26 aug. 2009
Uitspraken
zaaknummer 200808491/1/H1
datum van uitspraak woensdag 26 augustus 2009
tegen het college van burgemeester en wethouders van Raalte
proceduresoort Hoger beroep Print deze uitspraak
rechtsgebied Kamer 3 - Hoger Beroep - Bouwzaken E-mail deze uitspraak
200808491/1/H1.
Datum uitspraak: 26 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
appellant, wonend te Raalte,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 oktober 2008 in zaak nr. Awb 08/357 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Raalte.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Raalte (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vodafone Libertel B.V. (hierna: Vodafone) bouwvergunning verleend voor het uitbreiden van een telecominstallatie op het perceel aan de locatie te Raalte (hierna: het perceel).
Bij besluit van 15 januari 2008 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 31 juli 2007 herroepen en vrijstelling en lichte bouwvergunning verleend voor de uitbreiding van een telecominstallatie op het perceel.
Bij uitspraak van 20 oktober 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 januari 2008 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven van 22 en 23 december 2008, 2 februari en 17 maart 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juli 2009, waar appellant, in persoon, en het college, vertegenwoordigd door P.B.M. Droste, ambtenaar in dienst van de gemeente zijn verschenen. Voort is ter zitting Vodafone, vertegenwoordigd door E.H.J. Eussen, als belanghebbende gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in de bevestiging van UMTS-antennes met bijbehorende kast aan de buitenmuur van een voormalige watertoren, op een hoogte van 35,2 m tot 39,7 m. De voormalige watertoren is een gemeentelijk monument.
2.2. Het bouwplan is in strijd met de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan ''Raalte-Centrum e.o. 1997'' op het perceel rustende bestemming ''Maatschappelijke doeleinden''. Om verwezenlijking van het bouwplan mogelijk te maken heeft het college vrijstelling verleend krachtens artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 20, eerste lid, aanhef en onder f, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985.
2.3. appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen gelet op de door hem geuite vrees voor gezondheidsrisico's als gevolg van blootstelling aan elektromagnetische velden die worden veroorzaakt door de inmiddels aan de watertoren bevestigde UMTS-antennes.
2.3.1. Het college heeft zich in het besluit op bezwaar met betrekking tot de mogelijke gezondheidsrisico's als gevolg van de verwezenlijking van het bouwplan gebaseerd op het advies van de Gezondheidsraad van 28 juni 2004 dat is opgesteld naar aanleiding van het onderzoek van TNO van september 2003 naar de effecten van GSM- en UMTS-signalen op welbevinden en cognitie, het jaarbericht 2005 ''Elektromagnetische velden'' van de Gezondheidsraad van 23 november 2005 en het jaarbericht 2006 ''Elektromagnetische velden'' van de Gezondheidsraad van 15 februari 2007. De conclusie van deze adviezen is dat op basis van het TNO-onderzoek niet kan worden vastgesteld of een oorzakelijk verband bestaat tussen blootstelling aan elektromagnetische velden enerzijds en vermindering van het welbevinden of schade aan de gezondheid anderzijds. Vast staat dat het bouwplan voldoet aan de door de Gezondheidsraad vastgestelde, op internationale blootstellingslimieten gebaseerde, strenge veiligheidsmarges.
De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat in hetgeen appellant heeft aangevoerd aanleiding moet worden gevonden om aan te nemen dat de Gezondheidsraad niet een ter zake deskundige en onafhankelijke instantie is. Hierbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat het enkele bekleden van nevenfuncties door leden van de commissie ''Elektromagnetische velden'' van de Gezondheidsraad daartoe onvoldoende grond geeft. Voor de juistheid van het betoog van appellant dat sprake is van belangenverstrengeling omdat enkele met name genoemde leden wegens hun nevenfuncties conflicterende belangen hebben, zijn evenmin aanknopingspunten gevonden. Anders dan appellant betoogt reikt de onderzoeksplicht van het college niet zover dat het college bij de beoordeling van het bouwplan nader onderzoek had dienen te verrichten naar de door appellant gestelde belangenverstrengeling.
appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de rapporten van de Gezondheidsraad op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen of inhoudelijk onjuist zijn. Dat in de door appellant overgelegde gegevens andere conclusies worden getrokken dan in de rapporten van de Gezondheidsraad geeft daartoe, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, onvoldoende aanleiding. Dat de rechtbank niet alle gegevens afzonderlijk heeft besproken, betekent niet dat deze geen onderdeel van de oordeelsvorming van de rechtbank hebben uitgemaakt.
De rechtbank heeft gelet op voorgaande terecht geoordeeld dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college zich niet op de adviezen van de Gezondheidsraad heeft mogen baseren.
appellant kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de gezondheidsrisico's door blootstelling aan de UMTS-straling bij langdurig verblijf in de nabijheid van een antenne aanleiding had moeten zijn om de vrijstelling te weigeren. Dat, zoals appellant heeft gesteld, gezondheidsrisico's niet zijn uitgesloten betekent niet dat het college om die reden uit voorzorg gehouden was te de gevraagde vrijstelling te weigeren. Het advies van de Gezondheidsraad geeft geen aanleiding voor dat oordeel.
Hetgeen appellant heeft aangevoerd met betrekking tot de status van de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection leidt niet tot een ander oordeel. Niet aannemelijk is gemaakt dat de door de rijksoverheid gehanteerde aanbevelingen van deze commissie waaraan Vodafone zich heeft gebonden, niet beantwoorden aan wetenschappelijke inzichten.
Het betoog faalt.
2.4. appellant betoogt voorts tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de door hem gestelde schending van de Grondwet, het Verdrag van de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen. Reeds omdat van een oorzakelijk verband tussen de blootstelling aan elektromagnetische velden enerzijds en de vermindering van het welbevinden en schade aan de gezondheid anderzijds niet is gebleken, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat plaatsing van de UMTS-antennes schending van de door appellant genoemde bepalingen oplevert.
Voor het stellen van prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bestaat geen aanleiding.
2.5. appellant heeft niet gesteld dat het bouwplan niet voldoet aan de eisen van constructieve veiligheid als neergelegd in het Bouwbesluit 2003. Gelet hierop mist het betoog dat de NEN-normen, waarnaar in het Bouwbesluit 2003 wordt verwezen, niet zijn bekend gemaakt en onverbindend zijn, daargelaten wat daarvan zij, hier relevantie.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2009
357-604.
Voor het originele artikel zie:
http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/
Lees verder in de categorie Juridische Informatie | Terug naar homepage | Lees de introductie