Jurisprudentie: Vodafone verliest zaak versus Gemeente Haaksbergen
dinsdag, 31 mei 2005 - Categorie: Juridische Informatie
Inleiding
De rechtbank heeft het schorsingsverzoek van Vodafone
afgewezen, waardoor het vragen van een schorsing/voorlopige voorziening
een onmogelijkheid is geworden, omdat dan de door Burgemeester en
Wethouders ingetrokken bouwvergunning weer zou gaan leven.
Dat alsnog de bouwvergunning wel of niet kan worden verleend middels
herleving komt in de procedure zelf (bodemprocedure) aan de orde. Uit de bewoordingen van de KG-rechter blijkt dat op voorhand niet blijkt dat de intrekking van vrijstelling en bouwvergunning niet in stand zal blijven.
M.a.w.: Het kan heel mogelijk zin dat uit de bodemprocedure blijkt dat
de intrekking van de bouwvergunning en vrijstelling op juiste gronden
definitief is. In die situatie kan dan ook geen plaats zijn voor een
voorlopige voorziening zoals door Vodafone is gevraagd.
Lees vooral de pleitnota voor meer informatie en voor de verdere redenen waarom het schorsingsverzoek van Vodafone afgewezen is:
Artikelen/382
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:84 AWB in het geschil tussen:
Vodafone Libertel N.V. gemachtigde: ....
en
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haaksbergen,
verweerder,
Derde belanghebbenden: .... gemachtigde: J.P.E. Baakman, werkzaam bij
Juridisch Adviesbureau Bawa te Haaksbergen ( www.bawa.nl )
1. Besluit waarop het verzoek betrekking heeft
Besluit van verweerder
d.d. 26 april 2005.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Bij aanvraag van 5 april
2004, op 8 april 2004 bij verweerder binnengekomen, heeft verzoekster
verweerder verzocht haar een lichte bouwvergunning te verlenen voor het
oprichten van een GSM-mast (met een hoogte van 37,5 meter) op het
perceel De Greune 14 te Haaksbergen (hierna: het perceel). Bij besluit
van 2 november 2004, verzonden 5 november 2004 (het primaire besluit),
heeft verweerder vrijstelling als bedoeld in artikel 3, lid E., sub 5,
van het bestemmingsplan ''Bedrijventerrein de Greune'' (hierna het
bestemmingsplan) en lichte bouwvergunning verleend voor het oprichten
van een GSM-mast (met een hoogte van 37,5 meter) op het perceel. Op 10
november 2004 hebben J. Verbeek en anderen (hierna:
derde-belanghebbenden) tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
Bij verzoekschrift van eveneens 10 november 2004 is aan de
voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige
voorziening te treffen, inhoudende het schorsen van het primaire
besluit. Dit verzoek is door de voorzieningenrechter van de rechtbank
afgewezen op 16 december 2004.
Op 7 februari 2005 heeft de commissie voor de bezwaarschriften van de
gemeente Haaksbergen (hierna: bezwaarschriftencommissie) verweerder
geadviseerd de bezwaarschriften deels niet- ontvankelijk en, voor zover
wel ontvankelijk, ongegrond te verklaren.
Bij besluit van 26 april 2005, verzonden 29 april 2005 heeft de
verweerder besloten de bezwaarschriften deels niet ontvankelijk te
verklaren en, voor zover wel ontvankelijk, de bezwaren, in afwijking van
het advies van de bezwaarschriftencommissie, gegrond te verklaren en het
besluit van 2 november 2004 te herroepen en te vervangen door het
besluit de gevraagde vrijstelling te weigeren.
Verzoekster heeft tegen dit besluit op 4 mei 2005 beroep ingesteld bij
de rechtbank. Tevens heeft verzoekster op 9 mei 2005 aan de
voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht het besluit te schorsen
om zodoende te bewerkstelligen dat verzoekster haar reeds aangevangen
werkzaamheden (op eigen risico) kan hervatten.
Openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting
van 24 mei 2005, alwaar verzoekster is verschenen in de persoon van
gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door
K.B. Lohuis en G.E.M. Willemsen, respectievelijk burgemeester van en
ambtenaar bij verweerders gemeente. Derde-belanghebbenden hebben zicht
doen vertegenwoordigen door hun gemachtigde voornoemd.
3. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank
beroep is ingesteld, door een partij in de hoofdzaak aan de
voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening worden
gevraagd. Bij de beoordeling van een zodanig verzoek dient te worden
nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het
treffen van een voorlopige voorziening vereist.
Voor zover deze toetsing meebrengt dat tevens de hoofdzaak wordt
beoordeeld, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is niet bindend
voor de beslissing in die procedure. Gelet hierop dient in het
onderhavige geding de vraag te worden beantwoord of onverwijlde spoed
vereist dat het besluit van 26 april 2005, inhoudende herroeping van het
besluit van 2 november 2004 en weigering van de vrijstelling en de
gevraagde bouwvergunning, wordt geschorst dan wel dat anderszins een
voorlopige voorziening wordt getroffen. Hieromtrent wordt het volgende
overwogen.
Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat, hoewel de
aanvraag om bouwvergunning een mast met GSM-antennes betreft, na
realisering daarvan vergunningvrij UMTS-antennes kunnen worden
geplaatst. Daarom moet bij de afweging over het al dan niet verlenen van
de vrijstelling rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de mast
ook gebruikt gaat worden voor UMTS-antennes. Vervolgens heeft verweerder
overwogen dat er onzekerheid bestaat omtrent de gezondheidsrisico's van
UMTS-antennes. In verband daarmee is verweerder van mening dat uit
voorzorg moet worden voorkomen dat UMTS-antennes geplaatst worden op een
locatie in of nabij woonbuurten. De belangen van omwonenden die door hun
werk of anderszins langdurig verblijven in de nabijheid van
UMTS-antennes en met name het belang van de gezondheid acht verweerder
zwaarder dan het belang van verzoekster om te beschikken over een
dekkend netwerk van UMTS-antennes. Bij verweerder heeft een rol gespeeld
de maatschappelijke onrust, die is ontstaan als gevolg van de plannen
van verzoekster alsmede een motie van de raad van de gemeente
Haaksbergen, die erop gericht is plaatsing van UMTS-antennes nabij
woningen niet mogelijk te maken zolang er geen duidelijkheid is omtrent
de gezondheidsrisico's.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de plaatsing van
UMTS-antennes geen noemenswaardige negatieve effecten voor de gezondheid
heeft. In de jurisprudentie wordt dit standpunt onderschreven, aldus
verzoekster. Verweerders besluit is onvoldoende gemotiveerd (Red.: dit
is mening verzoekster, oftewel Vodafone). Bovendien heeft verweerder bij
verzoekster het vertrouwen gewekt dat een vrijstelling zou worden
verleend en dat plaatsing van de mast niet op problemen zou stuiten.
De vorzieningenrechter overweegt als volgt
Verzoekster heeft gevraagd om een voorlopige voorziening inhoudende
schrosing van het in beroep bestreden besluit ''om zodoende te
bewerkstelligen dat Vodafone haar reeds aangevangen werkzaamheden (op
eigen risico) kan hervatten.'' Naar ter zitting is gebleken is
verzoekster van mening dat schorsing van het in beroep bestreden besluit
het primaire besluit tot verlening van de vergunning doet herleven. Naar
het oordeel van de voorzieningenrechter is deze visie onjuist. Schorsing
van het bestreden besluit heeft tot gevolg dat de rechtsgevolgen van het
besluit gedurende de termijn van schorsing niet intreden. Het bestreden
besluit zelve blijft echter bestaan. Toewijzing van het verzoek van
verzoekster zou derhalve niet er toe leiden dat verzoekster wederom over
een vergunning beschikt. Daarvan kan slechts sprake zijn indien de
rechtbank in de bodemprocedure tot het oordeel zou komen dat het
bestreden besluit moet worden vernietigd.
Indien er aanleiding zou bestaan een voorlopige voorziening te treffen,
zou deze niet slechts moeten bestaan uit schorsing van het bestreden
besluit, maar tevens moeten inhouden dat verzoekster geacht wordt in
bezit te zijn van de benodigde vrijstelling en bouwvergunning. Dit is
een zeer ver strekkende voorlopige voorziening, die -naar het oordeel
van de voorzieningenrechter- uitsluitend zou kunnen worden gehonoreerd
indien op voorhaand vast staat en buiten iedere twijfel is verheven dat
het bestreden besluit niet in stand zal blijven en bovendien geen
onomkeerbare gevolgen verbonden zullen zijn aan uitvoering van de
voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van een
situatie waarin op voorhand vast staat dat het bestreden besluit niet in
stand zal kunnen blijven. Weliswaar kunnen enige vragen worden gesteld
omtrent de rechtmatigheid van het besluit van verweerder maar de
voorlopige voorzieningenprocedure is niet de geëigende procedure om
hierover uitsluitsel te verkijgen. Bovendien zal een voorlopige
voorzieningen, inhoudende dat verzoekster geacht wordt in het bezit te
zijn van de benodigde vrijstelling en bouwvergunning, er toe leiden dat
het verzoekster vrijstaat het bouwwerk op te richten. Daarmee is een
onomkeerbare situatie ontstaan, die verweerder nu juist beoogde te
voorkomen door de vrijstelling en bouwvergunning te weigeren.
Het verzoek om voorlopige voorziening zal derhalve worden afgewezen.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo,
Recht doende:
wijst het verzoek af.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Aldus gegeven door mr. W.M.B. Elferin, in tegenwoordigheid van A.E.M.
Lever als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2005.
Lees verder in de categorie Juridische Informatie | Terug naar homepage | Lees de introductie