Lochem: Uitspraak Raad van State mbt planschade zendmast, met annotatie Stopumts
donderdag, 25 september 2008 - Categorie: Juridische Informatie
Bron: jure.nl
LJN BF2133, Raad van State, 200800013/1
Datum uitspraak: 24-09-2008
Datum publicatie: 24-09-2008
Rechtsgebied: Bestuursrecht overig
Soort procedure: Hoger beroep
Zaaknummers: 200800013/1
Inhoudsindicatie:
Bij besluit van 2 maart 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lochem (hierna: het college) het verzoek van appellante om vergoedingvan planschade afgewezen.
Uitspraak
200800013/1.
Datum uitspraak: 24 september 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op hethoger beroep van:
appellante, wonend te woonplaats,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/350 van de rechtbank Zutphen van 19 november 2007 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Lochem.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 maart 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lochem (hierna: het college) het verzoek van appellante om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit, verzonden op 21 februari 2007, heeft het college het door appellante daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het door appellante gemaakte bezwaar tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek om vergoeding van planschade gegrond verklaard, alsmede een proceskostenvergoeding van€ 80,50 toegekend.
Bij uitspraak van 19 november 2007, verzonden op 21 november 2007, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door appellante daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen dezeuitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2008 en 12 februari 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 augustus 2008.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), zoals dit luidde vóór de wetswijziging van 1 september 2005 en voor zover thans van belang, kent de raad van de gemeente, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. appellante is sedert 26oktober 1994 eigenaar van de onroerende zaak aan de locatie te plaats, kadastraal bekend gemeente Lochem, sectie …, nr. …. appellante heeft verzocht om vergoeding van de schade die zij stelt te lijden als gevolg van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan''Buitengebied 1987, herziening 2000-3, 'GSM-opstelpunt Joppe'''. Ingevolge dat bestemmingsplan is het mogelijk om een zogenoemd''GSM-opstelpunt'', zijnde een opstelpunt ten behoeve van demobiele communicatie, op te richten, waardoor volgens appellante het uitzicht vanuit haar woning en de beleving van wonen in het buitengebied wordt aangetast en er vanwege de elektromagnetische straling van GSM-antennes gezondheidsrisico's zijn.
2.3. Het college heeft het verzoek van appellante ter advisering voorgelegd aan de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ).
Volgens het advies van de SAOZ van september 2005 bestaat de invloed van het GSM-opstelpunt niet zozeer uit het beperken van het zicht, maar uit het aanwezig zijn van een afwijkend element in de omgeving en is daarnaast in het algemeen enige overlast mogelijk als gevolg van eventuele verlichting van een apparatenhuisje en de eventuele aanwezigheid van koelunits en kan voorts bij sterke wind de situatie ontstaan dat de mast geluid maakt. In het advies wordt echter geconcludeerd dat, rekening houdend met het feit dat de woning van appellante dusdanig ver weg is gelegen van het plangebied, deze woning een zo beperkte relatie met het plangebied heeft, dat er geen relevante effecten zijn die zouden moeten leiden tot een planologisch nadeel en er derhalve geen waardevermindering van de woning is opgetreden. Voorts wordt gesteld dat op basis van onderzoeken naar stralingniveaus van GSM-antennes geen gevolgen voor de volksgezondheid zijn te verwachten.
Het college heeft dit advies ten grondslag gelegd aan zijn besluit van 2 maart 2006, gehandhaafd bij besluit van 21 februari 2007.
2.4. appellante betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college bevoegd was om een besluit op haar verzoek om planschadevergoeding te nemen, aangezien een wettelijke grondslag voor delegatie van deze bevoegdheid ontbreekt.
2.4.1. Ingevolge artikel 10:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschiedt delegatie slechts indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.
Ingevolge artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad van de gemeente, voor zover thans van belang, aanhet college bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
2.4.2. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat het college bevoegd was tot het nemen van een besluit op het door appellante bij brief van 17 november 2004 ingediende verzoek om vergoeding van planschade. Anders dan appellante betoogt, biedt artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet de ingevolge artikel 10:15 van de Awb vereiste wettelijke grondslag voor de overdracht bij raadsbesluitvan 26 september 2005 aan het college van de bevoegdheid van de raad van de gemeente Lochem om te beslissen op planschadeverzoeken die vóór 1 september 2005 zijn ingediend.
2.5. appellante betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat in het advies van de SAOZ van september 2005 van een onjuiste planvergelijking is uitgegaan en het college zich bij zijn besluitvorming niet op dat advies had mogen baseren. Hiertoe voert zij aan dat bij de planvergelijking ten onrechte niet is uitgegaan van de maximale invulling van het nieuwe planologische regime, maar van de feitelijke situatie. Voorts voert zij aan dat het GSM-opstelpunt een waardedrukkend effect op haar woning heeft, aangezien het in het zicht staat en een storend element in de landelijke omgeving vormt en daarbij van invloed is op de leefomgeving, alsmede niet met zekerheid kan worden gesteld dat er geen negatieve gevolgen van GSM-antennes voor de volksgezondheid zijn te verwachten.
2.5.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat in het advies van de SAOZ van september 2005 niet is uitgegaan van de feitelijke situatie, maar van hetgeen zowel onder het bestemmingsplan''Buitengebied 1987, Herziening 2000/3 'GSM/opstelpunt Joppe''' als het voorheen geldende bestemmingsplan''Buitengebied, correctieve herziening'' maximaal mogelijk is en was. In het advies is voldoende gemotiveerd dat het bestemmingsplan''Buitengebied 1987, Herziening 2000/3 'GSM/opstelpunt Joppe''' voor appellante, gelet op de afstand van het GSM-opstelpunt tot haar woning, niet leidt tot planologisch nadeel waaruit schade in de vorm van waardevermindering van haar woning voortvloeit. Voorts is niet gebleken dat de resultaten van de onderzoeken naar de risico's van elektromagnetische straling van GSM-antennes voor de gezondheid van omwonenden, waarvan in het advies is uitgegaan, onjuist zouden zijn. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, kan geen grond worden gevonden voor het oordeel dat in het advies van de SAOZ een onjuiste planvergelijking is gemaakt en het college zich daarop bij zijn besluitvorming niet had mogen baseren. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen.
2.6. appellante betoogt ten slotte dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat de door het college toegekende proceskostenvergoeding te laag is, nu haar gemachtigde meer danéén handeling heeft verricht.
2.6.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in samenhang bezien met de bijlage behorende bij dit Besluit, geldt een forfaitair tarief. Dit betekent dat de gemaakte kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden vergoed aan de hand van het in de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht opgenomen puntensysteem. Op grond van dit puntensysteem wordt voor het indienen van het bezwaarschriftéén punt toegekend, zoals hier ook is gebeurd. Dat de gemachtigde van appellantedaarnaast andere handelingen heeft verricht, is in dit verband niet relevant, nu dit geen handelingen zijn waaraan op grond van het puntensysteem punten worden toegekend.
De rechtbank heeft het vorenstaande in aanmerking genomen terecht en op goede gronden geoordeeld dat het college bij zijn besluit op bezwaar, wat betreft het niet tijdig nemen van een besluit, in redelijkheid met toepassing van de wegingsfactor''zeer licht'' (0,25) een proceskostenvergoeding van€ 80,50 heeftkunnen toekennen.
2.7. Uit het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.H.M. van Altena, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2008
Voor het originele bericht zie:
jure.nl/BF2133 .
annotatie stopumts:
van onze juridische medewerker:
De vraag is of er een planologische verslechtering is ontstaan van het planologische regiem zoals dat gold op het moment van koop van de woning door appellante in 1994 en de herziening van dat regiem waardoor GSM mast plaatsing mogelijk was waardoor dan de waarde van de woning minder zou zijn geworden. Het ijkpunt is maart 2006.
Appellante kreeg ongelijk omdat de gemeenteraad ingevolge de gemeentewet dit soort beslissingen had terug gemachtigd naar het Dagelijks Bestuur (college van B. en W.).
De afstand van 140 meter is in de onderhavige casus de planologische afstand en niet de afstand m.b.t. gezondheidsrisico's. T.a.v. de gezondheidsrisico,s heeft de gemeente zich klaarblijkelijk beroepen op het alstoen bekende adviezen en rapporten. Niet bekend is of appellante alstoen met contra gezondheidsrisicoanalyses de inbreng van B. en W. heeft bestreden. Het probleem is dat de waarde drukkende factor niet enkel is gelegen in het feit dat de mast het uitzicht wegneemt of het landschap of stads- dorpszicht verpest maar dat de mogelijke gezondheidsrisico's vanuit internationale wetenschappelijke onderzoeken steeds beter in beeld komen. Als een Bp-wijziging plaatsing van e.m.-straling veroorzakende apparatuur in het plangebied mogelijk maakt kan niemand meer ontsnappen aan de blootstelling. Het in dat plangebied aanwezige onroerendgoed zakt in waarde. Zie o.a. de Alkmaarse, Enschedese en Geffense zaken. In maart 2006 was de Zwitserse onderzoekpublicatie (nog) niet bekend. Die was van 6 juni 2006 waar een kort durende bestraling met een umts-signaal geen waarneembare verstoring van het menselijk welbevinden veroorzaakte en publiekelijk de Nederlandse TNO-onderzoeker P. Zwamborn (ook lid van de Gezondheidsraad) met zijn onderzoek van 2003 voor “aap”werd gezet in een Amerikaans tijdschrift-artikel. Echter de ruwe computerdata enz. van dat Zwitsers onderzoek is nooit openbaar gemaakt. Het Zwitserse onderzoek werd mede betaald door het Ministerie van VROM doch de minister in hoedanigheid van mede-opdrachtgever beweert o.g.v. de WOB ook niet te beschikken over de relevante Zwitserse onderzoeksgegevens/ ruwe computerdata. TNO beweert eveneens niet over die gegevens te beschikken terwijl het Zwitsers onderzoek COFAM-2) een replica-onderzoek was van het (COFAM-1) TNO onderzoek. Met verbazing is hiervan kennis genomen. In het buitenland lachten ze zich rot om die “Hollanders” temeer nu onlangs is gebleken dat de outliers niet zijn meegenomen in de bevindingen van het Zwitsers onderzoek. (zie het o.g.v. de wob vrijgekomen email-verkeer tussen de secr. van de Commissie elektromagbetische Velden van de Gezondheidsraad dhr. E. van Rongen en enkele Zwitserse onderzoekers op deze site). In deze Lochemse zaak had appellante bij alle nationale instanties zich op de toepasselijke Europees rechtelijke verdragen moeten beroepen. Indien dat niet is gebeurd dan is hier sprake van een voor haar onherroepelijke uitspraak. (behoudens herziening o.g.v. novum) Is dat wel gebeurd dan kan binnen de daarvoor geldende termijn de zaak aan het Europese Hof (EVRM) worden voorgelegd.
Aan deze annotatie kunnen geen rechten worden ontleend !
Lees verder in de categorie Juridische Informatie | Terug naar homepage | Lees de introductie