Politieke partij Groen interpelleert in het Vlaams parlement over de stralingsproblematiek.

maandag, 12 oktober 2009 - Categorie: Berichten Belgie

Stopumts ontving onderstaand persbericht van de Belgische politieke Partij Groen.
Daaronder volgt het verslag van de interpellatie in het Vlaamse Parlement van het parlementslid Hermes Sanctorum over gsm-stralingen.


---------------------------------------------------------------------------------

PERSMEDEDELING
7 oktober 2009


Vlaanderen bevoegd voor stralingsnormen.

Hoe lang nog zendmasten op scholen, ziekenhuizen en rusthuizen ?

Gevoelige groepen in de bevolking moeten extra-beschermd worden tegen straling van zendmasten, zo stelde het Vlaams parlement begin dit jaar. Maar hoe is dat te rijmen met zendmasten op 65 scholen, 35 ziekenhuizen en 19 rusthuizen in Vlaanderen, zo vroeg Hermes Sanctorum zich af.

In zijn eerste interpellatie herinnerde hij aan deze unanieme vraag van het parlement om m.b.t. de inplanting van zendmasten afstandsregels te bepalen die onder meer rekening houden met de aanwezigheid van kwetsbare groepen, zoals bij scholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen.


Vooreerst worden de stralingen van GSM-zendmasten sinds begin dit jaar niet meer gecontroleerd. Het BIPT stopte daar mee omdat het Grondwettelijk Hof in januari dit jaar het duidelijke arrest velde dat niet de federale staat, maar wel de gewesten, bevoegd zijn voor normering en controle van niet-ioniserende stralingen.

De vorige minister van Leefmilieu beloofde al in maart dat niet mag gewacht worden met Vlaamse regelgeving. Maar die is er nog steeds niet. “Mijn kabinet en de administratie werken daar prioritair aan”, aldus Minister Crevits in maart dit jaar. Niet dus.

In zijn eerste interpellatie wilde Hermes Sanctorum wel eens weten hoe lang het nog zal duren, vooraleer het Vlaams gewest doet wat het moet doen. Wat baat het dat Vlaanderen exclusief bevoegd is en vervolgens niks doet ? Wat doet de Vlaamse regering met de unaniem gestemde resolutie omtrent bescherming tegen niet-ioniserende stralingen ?

Minister Schauvliege vroeg geduld. Ze zei dat ze werk wil maken van een Vlaams besluit tegen eind dit jaar. Een decreet is daar niet voor nodig, aldus de minister. En er wordt verder “onderzocht” hoe o.m. kinderen extra kunnen beschermd worden tegen straling. “Zendmasten op scholen toelaten is zeker niet de beste bescherming”, aldus Sanctorum.

Hermes Sanctorum
0478 – 55 86 64

--------------------------------------------------------------------

Interpellatie van de heer Hermes Sanctorum tot de heer Kris Peeters, ministerpresident
van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands
Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de gewestbevoegdheid inzake bescherming
tegen de eventuele schadelijke effecten en hinder van niet-ioniserende straling, met
name na het arrest van het Grondwettelijk Hof van 15 januari 2009 en het arrest van de
Raad van State van 20 mei 2009

De voorzitter: Het antwoord wordt gegeven door minister Schauvliege.
De heer Sanctorum heeft het woord.

De heer Hermes Sanctorum: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, mijn
interpellatie handelt over niet-ioniserende straling in Vlaanderen. Dat gaat meer bepaald over
gsm-straling, UMTS-straling, stralingen ten gevolge van hoogspanningsleidingen, draadloze
telefoons, draadloos internet, babyfoons en ga zo maar verder. We leven tenslotte in het
draadloze tijdperk.

Mevrouw de minister, sinds 15 januari 2009 worden er geen metingen van niet-ioniserende
straling meer uitgevoerd door de federale overheid. Dat is het gevolg van een arrest van het
Grondwettelijk Hof, dat stelt dat stralingsnormen en de controle erop een gewestelijke
bevoegdheid zijn. Voordien was het Belgisch Instituut voor Postdiensten en
Telecommunicatie (BIPT) daarvoor bevoegd.
Die uitspraak kwam er naar aanleiding van een klacht vanwege telecomoperatoren, gesteund
door de federale overheid, tegen een Brusselse ordonnantie die 3 volt per meter als norm
wilde invoeren. De federale norm lag een heel stuk hoger en gold trouwens ook afhankelijk
van de frequentie van de straling. Op 2 mei van dit jaar vernietigde de Raad van State het KB
van 2005 dat de federale stralingsnormen regelde. Op 12 februari werd door de verschillende
regeringen ook afgesproken dat er zo snel mogelijk een oplossing zou worden uitgewerkt.
We zijn nu negen maanden verder, mevrouw de minister. En wat blijkt? Brussel en Wallonië
hebben via een ordonnantie en een decreet normen ingevoerd en stellen uitvoeringsbesluiten
op. In Vlaanderen daarentegen bestaat er nog altijd een juridisch vacuüm rond nietioniserende
straling: geen normen, geen metingen en geen handhaving. Nochtans keurde het
Vlaams Parlement op 7 januari 2009 kamerbreed een resolutie goed die stelde dat er een
norm van 3 volt per meter zou worden ingevoerd, en een streefnorm van 0,6 volt per meter.

Die resolutie kwam tot stand na een aantal hoorzittingen met experten inzake straling en gezondheidseffecten.
U was overigens een van de hoofdindieners van het voorstel van resolutie,
mevrouw de minister. Bovendien beloofde uw voorganger, minister Crevits, dat er een initiatief
zou worden genomen voor de verkiezingen van 7 juni.

Het relaas van de experten tijdens de hoorzittingen was vrij verontrustend. Ik nodig de collega’s
dan ook uit om de verslagen eens te lezen. Er bestaat grotendeels een wetenschappelijke
consensus dat er risico’s verbonden zijn aan niet-ioniserende straling. Voor de bestaande
wetenschappelijke onzekerheden dient het voorzorgsprincipe te worden toegepast. Verder
moeten risicogroepen, zoals kinderen, extra worden beschermd tegen straling. Ik heb begrepen
dat dat laatste erg gevoelig ligt bij u, mevrouw de minister.

Ik heb zelf ook een klein onderzoekje gedaan en heb vastgesteld dat in 65 scholen, 35 ziekenhuizen
en 19 rusthuizen in Vlaanderen gsm- en UMTS-zendmasten zijn ingeplant. En dan
hebben we het nog niet over de zendmasten en antennes die in de buurt van scholen, ziekenhuizen
en rusthuizen staan. Ik heb ook een aantal metingen gedaan met een professioneel
apparaat. In de meeste scholen bleef de straling onder de 3 volt per meter, maar ik heb ook
overschrijdingen gemeten. Bovendien waren overschrijdingen van de aanbevolen norm van
0,6 volt per meter schering en inslag in de buurt van zendmasten in scholen.

Belangrijk om mee te geven is ook dat de huidige technologie perfect kan werken bij lagere
stralingsniveaus. De normering in Salzburg bewijst dat. En blijkbaar zijn er recent ook gelijkaardige
bevindingen gedaan in Liechtenstein.

Hoe verklaart de Vlaamse Regering dat het zo lang heeft geduurd vooraleer werd uitgeklaard
dat de stralingsnormen onze bevoegdheid waren? Zijn er, gezien het juridische vacuüm, nog
administratieve daden gesteld sinds 15 januari 2009? Hoe staat het nu met die eigen regelgeving?
Is er overleg met de andere gewesten, en eventueel met de federale overheid, om een
gemeenschappelijke norm op te stellen?
Wat met de overdracht van kennis, materiaal en personeel vanuit het BIPT? Wat met de extra
bescherming van gevoelige bevolkingsgroepen, zoals kinderen, ouderen en zieken, zoals die
werd aanbevolen in de resolutie en tijdens de hoorzitting met de experten? Wat heeft de
Vlaamse Regering gedaan om het gsm-gebruik bij kinderen en het gebruik van babyfoons te
ontraden? Wat is de regering in dat verband nog van plan in de toekomst?

De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.

De heer Karlos Callens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, ik heb die
hoorzittingen destijds bijgewoond. Ik wil er u attent op maken dat niet alle aanwezigen dezelfde
uitspraken deden over de invloed op de gezondheid op korte termijn. Men heeft toen
wel uitspraken gedaan over de lange termijn. Als ze nog tien of twintig jaar de tijd zouden
hebben om het te onderzoeken, zouden ze zaken kunnen vertellen waarvan ze wel zeker zijn.
Indien wij naar de 3 voltnorm zouden gaan, zouden er op bepaalde plaatsen bijzonder veel
masten moeten komen om te zorgen dat de computers en de gsm niet uitvallen. Het is dus
misschien toch niet zo goed om al die zaken te verbreden in aantal, in plaats van in sterkte.
Dat is wat mij is bijgebleven van die hoorzitting.
Het is wel nodig dat we daar effectief iets aan doen en dat u een voorstel van beslissing doet,
mevrouw de minister, zodat er toch een zekere bescherming van de gezondheid is.

De voorzitter: Minister Schauvliege heeft het woord.

Minister Joke Schauvliege: Mijnheer Sanctorum, ik ben blij dat deze problematiek aan bod
komt in de eerste commissievergadering van deze legislatuur. In de vorige legislatuur heb ik
de thematiek inderdaad goed opgevolgd. We hebben toen heel zinvolle hoorzittingen gehad.

Het parlement heeft toen ook, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, een resolutie
goedgekeurd.
Ik wil eerst en vooral een aantal zaken in de juiste context plaatsen. Het is niet volledig juist
te stellen dat pas door het arrest van het Grondwettelijk Hof blijkt dat de regeling van stra
lingsnormen een gewestbevoegdheid is. Het is beter te stellen dat door het arrest van het
Grondwettelijk Hof nu duidelijk blijkt dat de regeling van stralingsnormen énkel een gewestbevoegdheid
is, en dus niet meer eveneens een federale bevoegdheid.
Het Grondwettelijk Hof stelde in zijn arrest van 15 januari 2009 inderdaad op ondubbelzinnige
wijze dat de gewestelijke bevoegdheid op grond van artikel 6, paragraaf 1, van de bijzondere
wet van 8 augustus 1980, de bevoegdheid omvat om maatregelen te treffen ter
voorkoming en beperking van de risico’s verbonden aan niet-ioniserende stralingen, met inbegrip
van de beperking van de blootstelling van de mens aan het risico van dergelijke stralingen
die zich doorheen zijn leefmilieu verspreiden. De omstandigheid dat zulke
maatregelen bijdragen tot de bescherming van de volksgezondheid, doet volgens het Hof
geen afbreuk aan de gewestelijke bevoegdheid. Het leefmilieubeleid strekt er immers toe de
diverse onderdelen van het leefmilieu van de mens te beschermen, in eerste instantie om aldus
zijn gezondheid te vrijwaren. Het Hof stelde eveneens dat de federale overheid op grond
van haar residuaire bevoegdheid niet meer bevoegd is om blootstellingsnormen vast te stellen.
Wanneer men echter kijkt naar het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State
van 28 juli 2000, stelt men vast dat de federale overheid ook bevoegd is om de stralingsnormen
vast te leggen.

Vooreerst stelde de Raad van State vast dat in zoverre het ontwerp van
KB, met het oog op de bescherming van de volksgezondheid, een maximale grenswaarde
voor de blootsteling van de mens aan stralingen van elektromagnetische velden beoogde vast
te stellen, het geen bevoegdheidsprobleem doet rijzen, aangezien de volksgezondheid, met
uitzondering van een aantal aspecten, tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort.

Verder stelde de Raad dat, waar de federale overheid bevoegd is om maatregelen te nemen
inzake de bescherming tegen ioniserende stralingen, de gewesten bevoegd zijn om de bescherming
van het leefmilieu te regelen wat de niet-ioniserende stralingen betreft. In zoverre
zendmasten zouden worden aangemerkt als gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen,
kwam het luidens de Raad van State bovendien de gewesten toe de nodige maatregelen
te nemen op het vlak van de exploitatie van die masten. Het kon derhalve niet worden uitgesloten
dat de gewesten op grond van hun bevoegdheid inzake de bescherming van het leefmilieu,
normen met betrekking tot zendmasten uitvaardigen ter voorkoming van de
verontreiniging van het leefmilieu door niet-ioniserende stralingen.
Samengevat kan worden gesteld dat het Hof, na een zeer diepgaand en grondig onderzoek,
met zijn arrest de onduidelijkheid die reeds geruime tijd bestond, heeft weggewerkt.

Het Hof
heeft gesteld dat inzake de uitoefening van de bevoegdheid over de stralingsnormen er geen
sprake is van parallelle bevoegdheden tussen de federale overheid en de gewesten, en dat
deze aangelegenheid enkel tot de bevoegdheid van de gewesten behoort.
Sinds het arrest van het Grondwettelijk Hof zijn er geen administratieve of andere daden
meer gesteld.
Momenteel wordt een ontwerp van besluit voorbereid dat het voormalige KB van 2005 zal
vervangen. Een decreet is niet nodig omdat de kaderwet van 12 juli 1985 betreffende de bescherming
van de mens en van het leefmilieu tegen de schadelijke effecten en de hinder van
niet-ioniserende stralingen, infrasonen en ultrasonen voldoende wettelijke basis biedt.

Ter voorbereiding van de Vlaamse normering voor elektromagnetische golven van vast opgestelde
zendantennes werd een reguleringsimpactanalyse (RIA) opgesteld waarin de beoogde
doelstellingen, de opties en de effecten van de voorgestelde reglementering werden onderzocht
en een voorstel voor normering werd geformuleerd. In dit kader werd een uitgebreide
consultatieronde gehouden met de betrokken actoren. Het gaat om operatoren voor mobiele
telefonie, ASTRID, Infrabel, radio en tv, radioamateurs, defensie, Belgocontrol en de afdeling
Toezicht Volksgezondheid (ToVo). De verschillende argumenten en bekommernissen
die uit dat overleg zijn voortgevloeid, zijn opgenomen als argumenten in de RIA. Deze
maand stuur ik het ontwerp van RIA een laatste maal door aan alle betrokken actoren, zodat
iedereen nog zijn commentaar kan geven. Op die manier hoop ik dat de RIA een degelijke en
onderbouwde basis zal vormen voor de verdere politieke besluitvorming. Ik plan dan ook om
het ontwerp van besluit samen met de RIA nog in 2009 voor een eerste lezing voor te leggen
aan de Vlaamse Regering.

Bij het voorbereiden van de Vlaamse regelgeving voor elektromagnetische golven van vast
opgestelde zendantennes werd enerzijds uitgegaan van de voormalige federale norm van het
KB van 2005 en het wettelijke kader in andere landen en gewesten – dus ook Wallonië en
Brussel – en anderzijds van het ambitieniveau van de Vlaamse resolutie betreffende nietioniserende
straling, zoals die hier in het parlement is aangenomen op 7 januari 2009, waarin
wordt gestreefd naar een normverlaging tot 3 volt per meter.

In Brussel is sinds 1 maart 2007 een ordonnantie betreffende de bescherming van het leefmilieu
tegen de eventuele schadelijke effecten en hinder van niet-ioniserende stralingen van
kracht die 3 volt per meter bij 900 megahertz als globale immissienorm vooropstelt. Er zijn
tot op heden echter nog geen uitvoeringsbesluiten van deze ordonnantie, waardoor ze ook nog
niet in werking treedt. In Wallonië werd op 3 april 2009 een decreet om 3 volt per meter bij
alle frequenties als immissienorm per antenne te implementeren, goedgekeurd door het Waalse
Parlement. In Wallonië en Brussel is de invulling van de norm van 3 volt per meter dus
duidelijk niet dezelfde. Eenzelfde opmerking kan trouwens worden gemaakt met betrekking
tot de zogenaamd strengere regelgeving in steden als Parijs of Salzburg.
Wat de beste aanpak vormt voor de nieuwe Vlaamse regelgeving, hangt dan ook af van een
aantal criteria, zoals wetenschappelijke onderbouwing, bescherming van de volksgezondheid,
beperking van de blootstelling, afstemming met de andere gewesten en haalbaarheid van de
verschillende opties. Dat alles wordt onderzocht in de daarnet vermelde reguleringsimpactanalyse.

Afstemming met de andere gewesten is dus inderdaad een van de criteria, maar ik
stel wel vast dat de wetgeving in het Brusselse en het Waalse Gewest verschillend is.
Overleggen met de bedoeling om tot een consensus over een gemeenschappelijke norm te
komen, is vandaag niet echt mijn bedoeling, zeker niet nu vaststaat dat een dergelijke norm in
Vlaanderen een volledig Vlaamse bevoegdheid is en er een dringende vraag is naar duidelijkheid.

U vroeg zelf al waarom het zolang geduurd heeft. Als we nu nog eens moeten overleggen,
zijn we meteen weer een aantal maanden verder. Ik zal het overleg met de andere
gewesten wel opstarten, maar eerder richten op thema’s waarvoor afstemming om juridische
of inhoudelijke redenen wel vereist is. Ik meen dat het goed is om eerst in Vlaanderen duidelijkheid
te creëren.

Ter voorbereiding van het ontwerp van besluit werd op regelmatige basis overleg gepleegd
met vertegenwoordigers van het BIPT om tot een maximale overdracht van kennis te komen.
Het gaat om een beoordeling van technische dossiers, een meting van elektromagnetische
straling, het opstellen van een register van vast opgestelde zendantennes en dergelijke meer.
De overdracht van kennis, gebruik van materiaal en inzet van personeel is dan ook een belangrijk
aandachtspunt in het kader van de nieuwe Vlaamse reglementering die reeds ter
sprake is gekomen. Een mogelijke optie die wordt overwogen, is om een samenwerkingsakkoord
af te sluiten met het BIPT voor het uitvoeren van een aantal taken. Ik denk daarbij aan
een conformiteitsbeoordeling, metingen en een register van zendantennes. In het kader van de
Vlaamse stralingsnormering van vast opgestelde zendantennes, kan deze samenwerking een
meerwaarde betekenen. Het voordeel is dat in een overgangsperiode de gegevens opnieuw
beschikbaar zullen zijn en dat op basis van die kennis ook een conformiteitsbeoordeling aanwezig
kan zijn. Op basis van de ervaring in de overgangsperiode kan worden beoordeeld of
het aangewezen is om de samenwerkingsovereenkomst verder te verlengen of om de taken
volledig over te hevelen naar de werking van de Vlaamse administratie.
In het kader van de nieuwe Vlaamse normering voor vast opgestelde zendantennes wordt
onderzocht of het mogelijk is om gevoelige groepen extra te beschermen tegen de blootstelCommissievergadering
ling aan niet-ioniserende straling, bijvoorbeeld door een extra norm op te leggen op plaatsen
waar kwetsbare mensen regelmatig verblijven, scholen, crèches, ziekenhuizen en bejaardentehuizen,
gelijkaardig aan de reglementering in Wallonië, Luxemburg en Zwitserland.

Een andere manier om blootstelling van de bevolking in het algemeen en van gevoelige groepen
in het bijzonder, te beperken, vormen de informatie-initiatieven die in het verleden genomen
werden binnen het Vlaams Medisch Milieukundig Netwerk met betrekking tot de
risico’s van niet-ioniserende straling. Binnen het Medisch Milieukundig Netwerk werkt de
dienst Milieu & Gezondheid van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE)
nauw samen met de afdeling Toezicht Volksgezondheid van het Vlaams Agentschap Zorg en
Gezondheid. Ze werken samen voor wat betreft de gezondheidseffecten van milieugerelateerde
blootstellingen. Ook de Medisch Milieukundigen (MMK’s) bij de LOGO’s spelen een
belangrijke rol bij het rechtstreeks verstrekken van informatie aan burgers en het beantwoorden
van vragen over milieugerelateerde gezondheidsaspecten.

De dienst Milieu & Gezondheid van het departement LNE informeert via de website
milieuengezondheid.lne.be over resultaten en conclusies van studies in verband met de
blootstelling aan elektromagnetische golven. In de brochure ‘Wonen en Gezondheid’ van het
Agentschap Zorg en Gezondheid komt, naast straling van zendmasten en gsm’s, of hoogfrequente
straling, ook straling gegenereerd door elektrische leidingen en huishoudapparaten, of
laagfrequente straling, aan bod.

Daarnaast werd in 2007 de folder ‘Je kind loopt wel/geen risico door te bellen met een gsm’
door de afdeling Toezicht Volksgezondheid van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid
uitgebracht. Deze folder informeert de specifieke doelgroep van ouders van jonge kinderen en
geeft concrete tips in verband met gsm-gebruik. Deze tips willen de blootstelling aan elektromagnetische
golven die gsm’s uitzenden, beperken en zijn specifiek gericht op kinderen.
Het betreft het ontraden van het gebruik van de gsm door kinderen. Deze folder kan ook elektronisch
worden geraadpleegd via www.zorg-en-gezondheid.be.
Ook het Steunpunt Milieu en Gezondheid voorziet in informatie over gezondheidsrisico’s van
niet-ioniserende straling door publicatie op de website www.milieu-en-gezondheid.be, van
literatuurstudies en de vraagbaak van meest gestelde vragen. Ten slotte worden in de Biomonitor,
de elektronische nieuwsbrief van het steunpunt, artikels van NIS gepubliceerd.

Het Milieurapport Vlaanderen (MIRA) volgt de stand van zaken op en stelt de informatie ter
beschikking via het MIRA-T achtergronddocument ‘niet-ioniserende straling’.
Te vermelden is ook dat het Instituut Samenleving en Technologie (IST) van het Vlaams
Parlement, het voormalige viWTA, een brochure ‘Elektrostress in huis: feit of fictie?’ met
praktische tips ter beschikking heeft gesteld op haar website www.samenlevingentechnologie.
be. Die tips worden dus ruim verspreid en zijn makkelijk raadpleegbaar.
De meeste draadloze babyfoons werken door middel van radiogolven. Ze bestaan uit een
baby-eenheid, de zender, en één of meerdere ouder-toestellen, de ontvangers. Bij sommige
toestellen kunnen beide eenheden zenden en ontvangen. De meeste babyfoons zenden niet
continu signalen uit, maar alleen wanneer een bepaald geluidsniveau wordt bereikt. Draadloze
babyfoons met videofunctie zenden wel voortdurend uit.
Er bestaat een grote variatie in babyfoons voor wat het bereik en de emissieniveaus betreft.
Het piekvermogen kan variëren tussen 10 en 500 milliwatt, dat is dus 4 tot 200 keer lager dan
het piekvermogen van een gsm. De emissies nemen sterk af met de afstand tot de toestellen.
Uit onderzoek, uitgevoerd door de ‘Federal Office of Public Health’ (FOPH) in Zwitserland,
bleek dat emissies van babyfoons steeds lager zijn dan de aanbevolen grenswaarde. Voor de
minst krachtige is dat 28 keer lager, voor de meest krachtige toestellen 3 keer lager. Op een
afstand van 1 meter was dit respectievelijk al 93 tot 9 keer lager. De emissies van babyfoons
op zich stellen dus geen problemen.
Uit voorzorgsprincipe, en dat is voor ons heel belangrijk, wordt aangeraden om de blootstelling
aan het kind zo laag mogelijk te houden. Dit wordt ook expliciet opgenomen in de gebruiksaanwijzing
van de toestellen. Wat moet men daarvoor doen: de babyfoon op een
afstand van minstens 1 meter van het babybedje plaatsen, kiezen voor toestellen die niet continu
uitzenden en het toestel op ‘stemactivatie’ zetten zodat enkel een signaal wordt uitgezonden
na het activeren van de zender door de stem van de baby.
Schadelijke gezondheidseffecten door het gebruik van babyfoons werden wetenschappelijk
niet aangetoond; het gebruik van deze toestellen ontraden, is dan ook voorbarig. Het vermogen
van draadloze toestellen voor telecommunicatie zoals draadloos internet, DECTtelefoons
en babyfoons is zeer klein, enkele milliwatt, de reikwijdte van deze toestellen is
beperkt en ze hebben dan ook weinig invloed op de totale veldsterkte in een bepaald punt.

Een meetcampagne in opdracht van de dienst Milieu & Gezondheid (LNE) ‘Binnenhuisblootstelling
van kinderen aan ELF, VLF en RF elektromagnetische velden van interne en externe
bronnen’ richtte zich specifiek op de blootstelling van kinderen aan radiofrequente velden
(RF-velden) van draadloze toepassingen en blootstelling aan tv- en pc-schermen. De persoonlijke
RF-exposimetrie van de kinderen toonde aan dat de RF-niveaus die voortgebracht werden
door het binnenhuis gebruik van gsm, WIFI, gps, microgolfoven, DECT en dergelijke
meer, en buitenhuisbronnen, radio en tv, gsm, UMTS, TETRA en zo meer, zeer zwak waren:
het totale E-veld van alle toepassingen bedroeg 0,6 volt per meter.

Op basis van de metingen kan worden besloten dat de binnenhuisblootstelling van het kind
aan de ‘extremely low frequency’ (ELF), ‘very low frequency’ (VLF) en de RF-velden gegenereerd
door interne en externe bronnen, over het algemeen vrij laag is en aldus conform is
met de referentieniveaus van de internationale normen, aanbevelingen en richtlijnen en met
het mogelijke risico dat eraan verbonden is.
Er werd wel vastgesteld dat relatief sterke piekvelden aan het oor en hoofd door het gsm- en
DECT-handtoestel kunnen worden geproduceerd. Kinderen absorberen meer energie dan
volwassenen en daarom wordt aanbevolen dat kinderen beide handtoestellen, zowel gsm als
DECT, niet of heel beperkt gebruiken.
In 2007 bracht de afdeling Toezicht Volksgezondheid van het Vlaams Agentschap Zorg en
Gezondheid de folder ‘Je kind loopt wel/geen risico door te bellen met een gsm’ uit met concrete
tips – ik had het hier al over in mijn antwoord op een eerdere deelvraag.

De voorzitter: De heer Sanctorum heeft het woord.

De heer Hermes Sanctorum: Mevrouw de minister, u zei: “Het is niet onomstotelijk bewezen.”
Maar het is niet omdat iets niet ondubbelzinnig wetenschappelijk is aangetoond, dat het
niet schadelijk is. Het verschil tussen de eerste aanwijzingen en het uiteindelijke, voor 100
percent wetenschappelijke bewijs is vaak heel groot, kijkt u maar naar de problematiek van
de tabak, het asbest en zelfs het klimaat. Vandaar dat het voorzorgsprincipe sterk wordt aangeraden.

Ik heb toch een aantal reacties. U stelt dat er dit jaar een uitvoeringsbesluit komt inzake nietioniserende
straling. Ik hoop dat dat zo zal zijn. Uw voorganger is haar belofte niet nagekomen,
ik ga ervan uit dat u dat wel zult doen.
Als ik het goed heb begrepen, maar ik ben natuurlijk geen jurist, is zo’n uitvoeringsbesluit
volgens u mogelijk zonder decreet. Dat verbaast me een beetje, want ik heb hier een verslag
van een interkabinettenwerkgroep van 12 februari 2009 met vertegenwoordigers van de verschillende
gewesten en daarbij kwam aan bod dat de niet-ioniserende straling binnen de
VLAREM-reglementering zou kunnen vallen. Er staat letterlijk: “Het Vlaamse Gewest wijst
erop dat de VLAREM-reglementering het reeds mogelijk maakt om deze juridische leemte op
te vullen, uitgezonderd inzake het vastleggen van de stralingsnorm, die nog het voorwerp van
een decreet moet zijn”. Het kan zijn dat uw oplossing ook mogelijk is, maar het verbaast me
toch enigszins dat er een norm kan worden opgelegd zonder een decreet.
Het verslag van de studie, een RIA blijkbaar, zou ik graag eens willen zien. Blijkbaar staat
daarin een overzicht van de consultatie van de verschillende operatoren en dergelijke.

U stelt over Brussel dat de 3 volt per meter enkel bij 900 megahertz zou gelden, maar bij mijn
weten zijn die uitvoeringsbesluiten nog altijd in de maak. Het laatste dat ik daarover in de
wandelgangen heb vernomen, is dat het over een totaalnorm zou gaan. Maar goed, ik heb
natuurlijk minder inzage in dat soort zaken dan u.
U zegt dat de bescherming van gevoelige bevolkingsgroepen wordt onderzocht, maar dat vind
ik eerlijk gezegd een teleurstellend antwoord. Ik haalde daarnet aan dat er in 65 scholen
zendmasten ingeplant werden. Ik geef u ook mee dat er wel overschrijdingen van de norm
zijn, wat logisch is. Wat zal er nu gebeuren? Gewoon stellen dat u dit nog aan het onderzoeken
bent, is een beetje een mager antwoord.

Minister Joke Schauvliege: Ik heb duidelijk gezegd dat ook voor mij het voorzorgsprincipe
heel belangrijk is. We hebben de resolutie van het Vlaams Parlement, die ik zelf mee ingediend
heb, die de richtlijn vormt waarmee we verder werken.
U vraagt of het voldoende is dat er alleen een besluit komt. Dat werd juridisch onderzocht
door de diensten van onze administratie, en die maken zich sterk dat we over de basis, het
wettelijke gegeven, beschikken om zo te werken. Blijkbaar kan het via een besluit. Op die
manier kan alles ook veel sneller gebeuren, en dat is een goede zaak.
Inzake uw opmerking dat ik zou hebben gezegd dat we nog aan het bekijken zijn of er sprake
is van schadelijkheid voor specifieke groepen, denk ik dat u me niet goed begrepen hebt. We
zijn aan het bekijken hoe we inzake die gevoelige groepen en de plaatsen waar die mensen
verblijven, de norm kunnen aanpassen of maatregelen kunnen nemen om zo tot oplossingen
te komen. Het is niet dat we onderzoeken of er extra schadelijke gevolgen zijn, we bekijken
hoe we dit in het reglement of het besluit moeten verwerken om het in de praktijk opgelost te
krijgen.

Wat u zegt over de bestaande aanwezigheid van zendantennes, dat klopt. Het is ook zo dat er
dikwijls kleine antennes waar geen vergunning voor nodig is, worden geplaatst op daken en
aan gevels. Lokale besturen en dergelijke weten vaak niet dat die antennes er zijn. Dit is een
vaststelling.

De voorzitter: Het incident is gesloten.



Lees verder in de categorie Berichten Belgie | Terug naar homepage | Lees de introductie